Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/2149/GB, 13 november 2007, beroep
Uitspraakdatum:13-11-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 07/2149/GB

Betreft: [klager] datum: 13 november 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 19 juli 2007 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is op 2 november 2007 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis Grave ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 12 september 2005 gedetineerd. Hij verbleef in de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) Maashegge te Overloon. Op 25 juni 2007 is hij overgeplaatst naar de gevangenis Grave, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep toegelicht zoals weergegeven in het verslag van horen van 2 november 2007. Een kopie van dat verslag is aan deze uitspraak gehecht en de inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd en herhaald.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
In zijn beroepschrift spreekt klager over de lichamelijke en psychische problematiek die hij ervaart ten gevolge van zijn – naar zijn zeggen – onterechte veroordeling. Met betrekking tot die veroordeling geldt dat de selectiefunctionaris daarin geen
zeggenschap heeft. Ten aanzien van klagers lichamelijke en geestelijke klachten dient hij zich te wenden tot de medische dienst van de inrichting. Klager heeft aangegeven dat een aantal gedetineerden misbruik heeft gemaakt van het door hem in hen
gestelde vertrouwen. Door te spreken over het delict waarvoor hij is veroordeeld, is een situatie ontstaan waarbij de medewerkers van de inrichting niet langer de veiligheid van klager konden waarborgen. Om die reden is hij voorgedragen voor
herselectie. De selectiefunctionaris heeft besloten klager over te plaatsen naar een normaal beveiligde inrichting, zulks mede omdat de selectiefunctionaris medeverantwoordelijk is voor een ongestoorde tenuitvoerlegging van de detentie. Klager stelt
ten
onrechte zijn detentiefasering mis te lopen. Gelet op hetgeen hiervoor is aangevoerd acht de selectiefunctionaris een doorplaatsing naar een (nog) minder beveiligde inrichting niet op zijn plaats. Compensatie voor (eventueel) gemiste inkomsten is ten
aanzien van klager niet aan de orde. Daarvoor dient het belang van de ongestoorde tenuitvoerlegging zwaarder te wegen. Aan klager is geadviseerd om niet langer over het delict waarvan hij beschuldigd wordt te spreken. In dat geval zou de
selectiefunctionaris na ommekomst van een drietal maanden andermaal kunnen bezien of overplaatsing naar een b.b.i. een optie is. Ook is de selectiefunctionaris bereid een verzoek ten aanzien van deelname aan een penitentiair programma te behandelen.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis Grave is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager, die in hoger beroep is veroordeeld kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.

4.3. Blijkens de inrichtingsrapportage met betrekking tot klagers verblijf ontstond er binnen de b.b.i. Maashegge met betrekking tot klager een situatie die als onveilig kan worden gekwalificeerd. Daargelaten de vraag naar de aanleiding van het
ontstaan van die situatie, kan in ieder geval worden vastgesteld dat daardoor de orde en rust binnen de b.b.i. Maashegge verstoord raakte. Uit hetgeen door klager naar voren is gebracht, uit de inrichtingsrapportages en uit de inlichtingen van de
selectiefunctionaris wordt aannemelijk dat klager – op zijn minst genomen – een actieve rol heeft gespeeld bij het ontstaan van die onveilige situatie. De vraag of dit bewust dan wel onbewust is gebeurd, speelt daarbij een ondergeschikte rol. Het
vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien maakt dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk moet worden
aangemerkt. Hetgeen door klager overigens in beroep naar voren is gebracht geeft geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen. Nu het beroep ongegrond zal worden verklaard, is er geen aanleiding voor de toekenning van enige financiële
tegemoetkoming.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 13 november 2007

secretaris voorzitter

Naar boven