Nummer: 07/1641/GB
Betreft: [klager] datum: 15 november 2007
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R. Zilver, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 19 juni 2007 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 18 juni 1996 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de locatie Dordtse Poorten te Dordrecht, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager betwist dat er tegen hem een vordering van 1095 dagen lijfsdwang zal worden ingediend. Op dit moment is hij met het CJIB in onderhandeling over de betalingsregeling van de hem opgelegde ontnemingsmaatregel. Een eerste voorstel van klager is
afgewezen maar hij heeft inmiddels een tweede en ruimere betalingsregeling aangeboden. Uitgangspunt moet zijn dat er uiteindelijk een regeling tot stand zal komen, die zowel voor het CJIB als voor klager aanvaardbaar is. De bedoeling van een
ontnemingsmaatregel is dat wordt betaald. In de onderhavige zaak is dit een zeer reële mogelijkheid en kan er niet reeds nu van worden uitgegaan dat de lijfsdwang zal worden toegepast. Klager is ervan overtuigd dat indien een vordering tot lijfsdwang
wordt ingesteld deze wordt afgewezen omdat hij bereid en in staat is om het bedrag te betalen. De selectiefunctionaris loopt vooruit op de zeer ongewisse afloop van een procedure, die nog niet eens is ingesteld. Op basis van een dergelijke onzekere
factor had de selectiefunctionaris niet mogen beslissen dat klager niet voor detentiefasering in aanmerking komt. De omtrent klager uitgebrachte adviezen van de directeur zijn zonder meer positief. Verzocht wordt om het standpunt mondeling toe te mogen
lichten.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Ten tijde van het nemen van de beslissing heeft het CJIB, team ontnemingsmaatregelen, laten weten dat de procedure tot het vorderen van lijfsdwang in een opstartfase was gekomen omdat op voorstellen tot een betalingsregeling niet positief besloten kon
worden. De procedure aanbieden aan de officier van justitie tot de rechterlijke uitspraak zou ruim vóór de v.i.-datum van 13 juli 2008 zijn afgerond. De kans dat de v.i.-datum 1095 dagen opschuift, is aanwezig en daarmee moet rekening worden gehouden.
Op 14 juni 2007 heeft het CJIB bevestigd dat er niet ingegaan wordt op de voorgestelde betalingsregeling en de procedure tot het vorderen van lijfsdwang is niet opgeheven. Op grond van die actuele informatie is het bezwaar ongegrond verklaard. Op 13
juli 2007 heeft het CJIB bevestigd dat de procedure tot het vorderen van lijfsdwang niet is opgeschort en dat niet ingegaan wordt op betalingsvoorstellen of regelingen. Dat betekent dat vóór de v.i.-datum van 13 juli 2008, 1095 dagen lijfsdwang
gevorderd kan worden. Het bezwaar van het openbaar ministerie is nog aanwezig en het rapport van het GRIP, waarnaar verwezen wordt, is nog actueel. Het geschetste risico is niet opgeheven.
4. De beoordeling
4.1. De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek van klager om het beroep mondeling toe te lichten af.
4.2. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (nummer 5042803/00/DJI) komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt
vlucht-
en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.
4.3. Aan klager is een ontnemingsmaatregel opgelegd van meer dan drie miljoen euro. Omdat klager het bedrag niet heeft voldaan en er ook (nog) geen betalingsregeling met het CJIB is getroffen, is door het CJIB gemeld dat de zaak is overgedragen aan
de officier van justitie om over te gaan tot het vorderen van 1095 dagen lijfsdwang. Op grond van artikel 577c, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering kan de officier van justitie verlof vragen tot de tenuitvoerlegging van lijfsdwang.Voor de
bepaling van het strafrestant wordt de lijfsdwang op grond van artikel 577c van het Wetboek van Strafvordering niet meegeteld. Gelet daarop moet de beslissing van de selectiefunctionaris worden vernietigd.
De selectiefunctionaris heeft overigens bij zijn afwijzende beslissing de adviezen van de directeur van de inrichting, de advocaat-generaal en de politie niet meegewogen. Indien ervan wordt uitgegaan dat de gijzeling niet het strafrestant bepaalt, ligt
het in de rede dat deze adviezen bij een nadere beslissing wel in de beoordeling worden betrokken. De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na
ontvangst daarvan.
De beroepscommissie kent aan klager geen tegemoetkoming toe.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
Zij kent aan klager geen tegemoetkoming toe.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. G.J. Fleers en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 15 november 2007
secretaris voorzitter