Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1780/TA, 16 november 2007, beroep
Uitspraakdatum:16-11-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/1780/TA

betreft: [klager] datum: 16 november 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 2 juli 2007 van de beklagcommissie bij de Dr. S. van Mesdagkliniek te Groningen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 oktober 2007, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door mr. K.J. Kerdel, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...].

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de weigering om € 800,= over te boeken van klagers interne rekening naar de rekening van zijn advocaat in verband met een reconstructie van het delict ten behoeve van een herzieningsverzoek.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De weigering van het hoofd van de inrichting is in strijd met artikel 40 van het Rvt. Uit de Nota van toelichting op het artikel volgt dat de RSJ geadviseerd heeft om de regel op te nemen dat de verpleegde vrij is te beschikken over zijn geld tenzij in
het verplegings- en behandelingsplan anders wordt bepaald. De Minister heeft dit voorstel niet overgenomen en daarbij overwogen dat in de meeste gevallen de verpleegde niet in staat is om met zijn geld op een verantwoorde manier om te gaan en dat met
het oog hierop in dit artikel is bepaald dat als uitgangspunt is genomen dat de inrichting het geld voor de verpleegde beheert. Klager wil het geld aanwenden voor een legitiem doel. Het herzieningsverzoek is in voorbereiding. Er zijn getuigen gehoord
en
rapporten opgemaakt. Er wordt een reconstructie opgezet maar dat kost veel geld. Klager meent dat hij ten onrechte is veroordeeld en ingesloten en dient in staat te worden gesteld om zijn herzieningsverzoek te onderbouwen. Bij klagers overplaatsing
naar
de Van Mesdagkliniek was er nog sprake van dat klagers gehele spaargeld overeenkomstig het gevoerde beleid op zijn lopende rekening zou worden gestort zodat hij dan zelf kon bepalen wat hij met zijn geld wilde doen. Dit blijkt uit de brief van het
hoofd
van Veldzicht van 23 oktober 2006. Het geld is vervolgens ten onrechte op klagers spaarrekening gestort.
De beklagcommissie heeft in haar tussenuitspraak van 11 mei 2007 de inrichting verzocht om nader aan te geven waarom er geen uitzondering voor klager kon worden gemaakt en waarom klagers verzoek onredelijk zou zijn. Het was de beklagcommissie bekend
dat
er ook voor andere doeleinden dan resocialisatiedoeleinden uitzonderingen worden gemaakt door de inrichting. Het antwoord van het hoofd van de inrichting op de vragen van de beklagcommissie voegt niet veel toe en mondt uit in een cirkelredenering.
Klager wil het geld gebruiken om aan te tonen dat hij onschuldig is. Hij kan nu niet aantonen dat resocialisatie niet nodig is. Gesteld wordt door de Van Mesdagkliniek dat Veldzicht toestemming geweigerd zou hebben. Dit wordt betwist, gelet op de brief
van de directeur van Veldzicht. Klager zou binnen twee weken worden overgeplaatst. Waarschijnlijk vond men dan dat er een week voor zijn vertrek uit de inrichting geen reden was om nog alles vóór zijn vertrek te regelen. Uit de brief van het hoofd van
Veldzicht blijkt een duidelijke toezegging en voorts valt daaruit op te maken dat de directeur klagers verzoek niet geweigerd heeft. Het vertrouwensbeginsel is geschonden. Er zijn bij klager verwachtingen gewekt. Verwezen wordt naar 05/1190/TA van 24
augustus 2005.
Er was geen sprake van dat klagers financiële situatie niet in orde zou zijn. Klager had
€ 1.750,= op zijn rekening.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is in het kader van een tweede behandelpoging overgeplaatst naar de Van Mesdagkliniek. Het spaargeld binnen de Van Mesdagkliniek is gereserveerd voor behandeldoeleinden. In het bekostigen van een herzieningsverzoek/reconstructie kon geen
behandeldoel gezien worden. Het is juist dat het financiële beleid wordt overgenomen zoals dat in de vorige inrichting is ingezet. Dat is standaard. In de eerste maand van de opname is sprake van een kennismakingsperiode, waarin geen rigoureuze
beslissingen worden genomen. In Veldzicht wordt kennelijk het beleid gehanteerd dat het spaargeld er is voor de patiënt. Het gehele spaargeld, dat klager in de vorige inrichting had, wordt overgenomen en op de spaarrekening van klager in de Van
Mesdagkliniek gestort.
Klager ontkent het delict en dit lijkt weer een manier om niet met zijn behandeling te starten. De Van Mesdagkliniek probeert dat patroon te doorbreken.
De uitzondering op de regel dat het geld moet worden aangewend voor resocialisatie is dat het dan ten goede dient te komen aan behandeldoeleinden. Te denken valt bijvoorbeeld aan schuldsanering. In overleg met het behandelteam kan dan een uitzondering
op de regel worden gemaakt. Indien klager schulden maakt, dient een afbetalingsregeling getroffen te worden. Op de vraag hoe gereageerd zou zijn als de reconstructie zou hebben plaatsgevonden en de advocaat een declaratie daarvoor aan klager zou hebben
gestuurd kan geen exact antwoord worden gegeven.

Klager heeft ter zitting stukken met betrekking tot het herzieningsverzoek overgelegd, waarvan kopieën zijn gemaakt en bij de stukken zijn gevoegd, en de originelen aan klager retour zijn gezonden. De overgelegde stukken zijn op 23 oktober 2007 aan het
hoofd van de inrichting gefaxt en deze is in de gelegenheid gesteld om eventueel daarop te reageren vóór 6 november 2007.

3. De beoordeling
Door klager is niet betwist dat het beheer van klagers geld overeenkomstig het bepaalde in artikel 40, tweede lid, van het Reglement verpleging ter beschikking gestelden berust bij het hoofd van de inrichting.

Klager ontkent schuldig te zijn aan het delict waarvoor hij onherroepelijk is veroordeeld en zou in verband met de mogelijkheid van een herzieningsprocedure een reconstructie van het delict willen laten verrichten. Klager heeft het hoofd van de
inrichting verzocht om daarvoor € 800,= van zijn geld te mogen overmaken naar de rekening van zijn advocaat. De beroepscommissie is van oordeel dat de beslissing van het hoofd van de inrichting om hem dit niet toe te staan en klager derhalve niet in
staat te stellen om het rechtsmiddel van herziening aan te wenden niet als redelijk of billijk kan worden aangemerkt. Het rechtsmiddel van herziening staat immers open voor onherroepelijk veroordeelden en het enkele feit dat klager als tbs-gestelde in
een tbs-inrichting verblijft, met alle daaraan inherente (huis)regels van dien, biedt onvoldoende rechtvaardiging hem de mogelijkheid tot het instellen van dat rechtsmiddel en de daartoe benodigde voorbereiding te onthouden.
Ten overvloede overweegt de beroepscommissie dat door de inrichting is aangevoerd dat enkel een uitzondering op het protocol dat het spaartegoed gebruikt mag worden voor resocialisatiedoeleinden of overplaatsingskosten kan worden gemaakt als het geld
ten goede zou komen aan behandeldoeleinden. Door klager echter in de gelegenheid te stellen om het rechtsmiddel van herziening aan te wenden, zou voor klager meer duidelijkheid kunnen ontstaan en zou dit uiteindelijk een positief effect kunnen hebben
op
klagers motivatie voor (vervolg)behandeling.

De beroepscommissie zal beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Zij ziet geen reden om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, drs. B. van Dekken en mr. R.P.G.L.M. Verbunt, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 16 november 2007

secretaris voorzitter

Naar boven