Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1570/GM, 16 november 2007, beroep
Uitspraakdatum:16-11-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/1570/GM

betreft: [klager] datum: 16 november 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Oosterhoek, locatie Grave,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 29 mei 2007 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Klager en de inrichtingsarts zijn uitgenodigd om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie van 28 september gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen. De raadsman van klager, mr. E.R. Weening, is zonder bericht van verhindering niet ter zitting verschenen. De inrichtingsarts
verbonden aan de locatie Grave heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen. Als toehoorder van de Raad was aanwezig [...].

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 15 april 2007, betreft:
a. de weigering klager te laten behandelen door zijn eigen internist van het
Vlietlandziekenhuis in Rotterdam;
b. de weigering klager te verwijzen naar een dermatoloog;
c. het feit dat de medische dienst geen contact opneemt met een reumatoloog;
d. de weigering van de arts met klager te spreken omdat een p.i.w.-er klager vergezelde.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht. Klager wil naar zijn eigen internist. Klager verwijst naar een eerdere uitspraak van de beroepscommissie van 8 maart 2007 met nummer 06/3131/GM. In deze zaak was de beroepscommissie van oordeel dat een
gedetineerde in beginsel recht heeft op behandeling van een specialist van zijn keuze. De inrichtingsarts heeft verzuimd klager naar zijn eigen internist te sturen.
Het gaat erg slecht met de huidaandoening aan klagers linker onderbeen. Klager heeft op 15 maart 2007 de inrichtingsarts hierop gewezen. Klager wil verwezen worden naar een dermatoloog. De relatie tussen klager en de inrichtingsarts is nu definitief
verbroken.
Met de reumatoloog was de afspraak gemaakt om contact met haar op te nemen voor het verstrekken van nieuwe medicatie. Klager heeft gehoord dat er allang contact met de reumatoloog is opgenomen. Dit is nooit aan klager medegedeeld.
De inrichtingsarts wilde klager niet spreken omdat hij samen met een p.i.w.-er bij hem was.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Klager is in september 2006 zonder zich af te melden, niet op de afspraak van de internist verschenen. Klager is verwezen naar de internist in het CWZ-ziekenhuis in Nijmegen, aangezien het niet
noodzakelijk is om speciaal in Rotterdam behandeld te worden. Wat betreft de huidafwijking is met klager besproken dat het nog even wordt aangezien. Mocht de afwijking blijven dat kon klager terugkomen op het spreekuur en zou eventueel een foto worden
gemaakt die aan de dermatoloog wordt gemaild. Dit bespaart een rit naar het ziekenhuis.
In de andere inrichtingen waar klager heeft verbleven staat vermeld dat al contact is opgenomen met de reumatoloog te Rotterdam. Volgens de reumatoloog is er sprake van een patiënt met een zeer geringe artritis psoriatica. Deze milde vorm van
reumatische klachten kan gemakkelijk door de huisarts behandeld worden. Bij pijnklachten, kon klager een afspraak voor het spreekuur maken.
De houding die klager in de spreekkamer aanneemt en zijn beslissing om de inrichtingsarts niet te spreken, staan zijn medische zorg mogelijk in de weg. Klager kwam met een p.i.w-er de spreekkamer binnen. Op de vraag van de arts of de p.i.w.-er het niet
erg vond om bij het consult aanwezig te zijn, antwoordde hij dat hij zich er ongemakkelijk bij voelde. Vandaar de beslissing van de arts om klager zonder p.i.w.-er te zien.

3. De beoordeling
a.
Klager is door de inrichtingsarts verwezen naar een internist in het CWZ-ziekenhuis te Nijmegen. Klager wil echter verwezen worden naar zijn eigen internist in Rotterdam. De beroepscommissie is van oordeel dat de gedetineerde in beginsel de vrijheid
toekomt zijn specialist te kiezen. Echter, deze vrijheid kan gelet op de detentiesituatie worden ingeperkt. Uit de stukken is niet aannemelijk geworden dat het voor klager noodzakelijk is gezien te worden door zijn eigen internist in Rotterdam. Verder
is gesteld noch gebleken dat klager wordt geschaad in zijn behandeling door hem te verwijzen naar de internist in Nijmegen. Tegen deze achtergrond kan het handelen van de inrichtingsarts niet als onzorgvuldig worden aangemerkt. Het beroep zal in
zoverre
ongegrond worden verklaard.

b.
Uit de stukken komt naar voren dat klager een lichte aandoening van zijn huid heeft (exceem). Gelet hierop is het niet onzorgvuldig de huidaandoening aan te zien en bij aanhoudende klachten eventueel een foto voor advies te mailen naar de dermatoloog.
Het is aan de dermatoloog om vervolgens te adviseren over een eventuele vervolgbehandeling. Gelet hierop is de weigering van de inrichtingsarts klager te verwijzen naar een dermatoloog niet in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep
zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

c.
Uit de stukken komt naar voren dat in de vorige inrichtingen waar klager was gedetineerd, contact is opgenomen met de reumatoloog. Onduidelijk blijft wat precies het oordeel van de reumatoloog is geweest. Nu niemand ter zitting is verschenen, moet het
ervoor worden gehouden dat de inrichtingsarts, gelet op zijn mededeling dat uit eerdere contacten met de reumatoloog het hier om een zeer geringe vorm van artritis psoriatica gaat, niet onzorgvuldig heeft gehandeld. Het beroep zal in zoverre ongegrond
worden verklaard.

d.
Uit de reactie van de inrichtingsarts op de klacht van klager komt naar voren dat de p.i.w.-er die klager naar de medische dienst vergezelde, heeft aangegeven zich ongemakkelijk te voelen indien hij bij het consult aanwezig zou blijven. De
inrichtingsarts heeft klager daarop gesproken buiten aanwezigheid van de p.i.w.-er. De inrichtingsarts heeft in alle opzichten zorgvuldig gehandeld als het gaat om het medisch geheim. Van onzorgvuldig handelen van de inrichtingsarts is geenszins
sprake.
Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en dr. M. Kooyman, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 16 november 2007

secretaris voorzitter

Naar boven