Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1309/GM, 15 november 2007, beroep
Uitspraakdatum:15-11-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/1309/GM

betreft: [klager] datum: 15 november 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Rijnmond, locatie De IJssel te Krimpen aan den IJssel,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 10 mei 2007 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Klager en de inrichtingsarts zijn uitgenodigd om ter zitting van de beroepscommissie van 28 september 2007, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam te worden gehoord.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt. De inrichtingsarts verbonden aan de locatie De IJssel heeft schriftelijk laten weten niet te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 19 april 2007, betreft de psycholoog die onvoldoende aandacht besteedt aan de psychische problemen van klager.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht. Klager zit niet goed in zijn vel. Hij is paranoïde en wantrouwt het personeel in de inrichting. Klager is getraumatiseerd en heeft hulp nodig van een psycholoog of een psychiater. Deze hulp wordt klager
echter niet geboden. Er zijn meer gedetineerden die gedupeert zijn door de psycholoog. De psycholoog heeft klager tijdens een gesprek met haar niet laten uitpraten. Zij liet merken dat zij geen behoefte had aan een gesprek, omdat klager eerder in
beklag
is gegaan. Op de vraag aan de psycholoog waarom het zo lang heeft geduurd voordat klager een gesprek met haar kon krijgen, reageerde zij fel. Verder geloofde zij niet dat klager onterecht in de iso is geplaatst. De psycholoog heeft waarschijnlijk een
afkeer van gedetineerden. Zij werkt te lang in de inrichting, waardoor zij niet meer onpartijdig kan oordelen. Klager gaf aan dat het gesprek met psycholoog nergens toe kan leiden en heeft het gesprek vervolgens beëindigd. De psycholoog is een gevaar
voor de gedetineerden.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Na het weekend van 24 maart 2007 heeft de psycholoog een verzoekbriefje van klager ontvangen. De week daarop op 4 april 2007 heeft de psycholoog klager bezocht. Klager vond dat hij te lang
heeft
moeten wachten. Hij had immers aangegeven dat het spoed had. De psycholoog heeft geprobeerd klager uit te leggen dat zij het erg druk heeft en dat een responstijd van een week aardig snel is. Klager was het daar niet mee eens. Klager meldde dat het
niet
goed met hem ging omdat hij onterecht in de iso was geplaatst. De psycholoog heeft klager vervolgens gewezen op de officiële stukken, waarin zij iets anders heeft gelezen. Klager had allerlei spullen op zijn cel die er niet mochten zijn. Hierop werd
klager boos en beëindigde het gesprek, terwijl hij anderen op de gang verwittigde van zijn bevindingen dat er met de psycholoog niet te praten viel.

3. De beoordeling
Uit de stukken komt naar voren dat klager een gesprek met de psycholoog heeft aangevraagd. De opvattingen van klager over de feitelijke gronden voor zijn plaatsing in de iso, stonden lijnrecht tegenover de opvatting van de psycholoog, die kennelijk
heeft verwezen naar de officiële stukken. Klager werd vervolgens boos en heeft het gesprek met de psycholoog gestaakt.
De beroepscommissie is van oordeel dat de psycholoog klager niet onheus heeft bejegend. De psycholoog heeft (kennelijk) klager vragen gesteld over de isoplaatsing. De vragen waren adequaat. Het handelen van de inrichtingpsycholoog kan derhalve niet
worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en dr. M. Kooyman, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 15 november 2007

secretaris voorzitter

Naar boven