Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1772/GM, 15 november 2007, beroep
Uitspraakdatum:15-11-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/1772/GM

betreft: [klager] datum: 15 november 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen aan den Rijn,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 26 juni 2007 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Klager en de inrichtingsarts zijn uitgenodigd om ter zitting van de beroepscommissie van 28 september 2007, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, te worden gehoord.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt. De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Alphen aan den Rijn heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 16 mei 2007, betreft het afhankelijk stellen van medische zorg van het afzetten van de zonnebril door klager.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht. De medische dienst heeft geweigerd klager medische zorg te verlenen indien hij zijn zonnebril niet zou afzetten. Klager heeft geen oogklachten en heeft dit daarom geweigerd. Daarop is klager de deur
gewezen. Deze handelswijze van de medische dienst is discriminatoir. Gelet op de emotionele en psychische schade die klager hierdoor heeft ondervonden, wil hij een schadevergoeding van € 10.000,=. Klager stelt de inrichting aansprakelijk voor het niet
krijgen van een medische behandeling.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Klager draagt tijdens zijn bezoek aan de medische dienst een donkere zonnebril. Klager is verzocht deze tijdens de consulten niet op te houden, zodat de verpleegkundige klagers ogen kan zien
tijdens het gesprek. Klager weigerde dit en is weggelopen. Klager is diverse malen opgeroepen, maar wil het gesprek met de medische dienst alleen aangaan met een zonnebril of hij kiest voor andere activiteiten boven het bezoeken van de medische
dienst.

3. De beoordeling
Uit de stukken waaronder het medisch dossier van klager, is gebleken dat klager tijdens een bezoek aan de medische dienst op 16 en 29 mei 2007 heeft geweigerd zijn zonnebril af te zetten. Vervolgens heeft klager aangegeven niet meer te willen komen.
De beroepscommissie is van oordeel dat - naast redenen van goed fatsoen - het geen onredelijke eis is dat de gedetineerde tijdens gesprekken met de arts of verpleegkundige van de medische dienst zijn zonnebril afzet. De arts of verpleegkundige moet de
toestand en de reactie van de ogen en de oogbewegingen kunnen waarnemen. Van enige medische noodzaak om tijdens het consult een dergelijke bril te dragen, is niet gebleken. Gelet op het vorenstaande kan het handelen van de inrichtingsarts niet worden
aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en dr. M. Kooyman, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 15 november 2007

secretaris voorzitter

Naar boven