Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/2052/GA, 12 november 2007, beroep
Uitspraakdatum:12-11-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Telefoon  v

Uitspraak

nummer: 07/2052/GA

betreft: [klager] datum: 12 november 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van het huis van bewaring (h.v.b.)/ISD Utrecht,

gericht tegen een uitspraak van 23 juli 2007 van de alleensprekende beklagrechter bij voormeld h.v.b., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 oktober 2007, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.A.C. Frijns, en [...], locatie-directeur van voormeld h.v.b.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het niet toestaan van een belregeling tussen klager en zijn eveneens gedetineerde partner.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De locatie-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur sluit aan bij de jurisprudentie over dit onderwerp. Er is geen sprake van een duurzame relatie, aangetoond door een huwelijk, samenlevingscontract of het voeren van een gemeenschappelijke huishouding. Er is diverse keren gecontroleerd of
sprake is van een relatie, maar die is niet aantoonbaar. De directeur wijst erop dat mevrouw [A] zelf niet in beklag is gegaan. De door en namens klager aangevoerde argumenten zijn bekend. De directeur meent dat vanaf een periode van drie jaar
gesproken
kan worden van een duurzame relatie verbonden aan één adres, niet na zeven maanden samenwonen. Iemand kennen is niet hetzelfde als een relatie hebben met iemand.
De directeur acht de toegekende tegemoetkoming buiten proportie. De periode van juni tot september rechtvaardigt geen tegemoetkoming. Een brief schrijven is altijd mogelijk. Bovendien is het schorsingsverzoek van de directeur afgewezen, waarna de
belregeling in gang is gezet.

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het gaat om twee vragen: hoe moet het bewijs geleverd worden en is het bewijs voldoende. Klagers kamers zijn als gevolg van een huurschuld ontruimd en de deurwaarder heeft alles in beslag genomen. Mevrouw [A] stond niet in het GBA-register ingeschreven
en woonde illegaal bij klager in. Het is onder deze omstandigheden moeilijk om het bewijs voor een relatie te leveren, maar niet onmogelijk. Er zijn diverse stukken geleverd, verklaringen van getuigen en processen verbaal van politie, waaruit blijkt
dat
mevrouw [A] klagers levenspartner is. Zo wordt verwezen naar pagina 62 van het p-v van verbalisant van der M. waarin staat dat klager en mevrouw [A] elkaar al minimaal zes jaar kennen en dat ze regelmatig samen op pad zijn. Op pagina 72 van een p-v van
verhoor verklaart klager dat hij en mevrouw [A] elkaar al jaren kennen, dat hij een relatie met haar heeft en dat ze de huur niet konden betalen. Klager heeft deze verklaring in een andere context afgelegd en de raadsman hecht er daarom veel waarde
aan.
Er is een getuigenverklaring van mevrouw van de W. dat klager een relatie had met een negro?de vrouw en dat zij illegaal bij klager op kamers verbeef. Tenslotte verklaart mevrouw [A] op pagina 178 van een p-v van verhoor van brigadier De R. over haar
relatie met klager. Er is hiermee voldoende aangetoond dat de relatie duurzaam is. De uitleg van de directeur is te strikt, er moet naar alle belangen gekeken worden. Voor een bezoekregeling kom je pas in aanmerking als je afgestraft bent. Bellen is
belangrijk. Als er zoveel stukken worden opgevoerd om de relatie aan te tonen, kan je daar niet zomaar aan voorbijgaan. De zaak is begin juni aangekaart en begin september heeft klager kunnen bellen met mevrouw [A] Gelet hierop is de tegemoetkoming
niet
onredelijk.
Klager geeft nog een toelichting op zijn relatie met mevrouw [A] Hij kent haar al zes jaar. Sinds drie jaar hebben zij een relatie. In het begin was dit een knipperlichtrelatie. Klager huurde een tweekamerappartement, waarvoor maar één persoon
ingeschreven mag staan. Dat is de reden dat mevrouw [A] illegaal bij hem inwoonde. Dit was sedert november 2006, in mei 2007 zijn ze aangehouden. Het huishouden was voor hen samen. Eerste werkte klager nog, daarna kreeg hij een uitkering. Mevrouw [A]
niet. Klager is een jongen van de straat. Het is moeilijk voor hem om via officiële documenten zijn relatie aan te tonen. Mevrouw [A] wist dat klager in beklag was gegaan en het verder zou afhandelen, daarom is zij zelf niet in beklag gegaan. Bij de
stukken zit een briefje van het BSD van de p.i. Nieuwersluis waaruit blijkt dat mevrouw [A] meerdere malen om een belregeling met klager heeft gevraagd.

3. De beoordeling
Artikel 39, eerste lid, Pbw kent een gedetineerde het recht toe om telefoongesprekken te voeren met personen buiten de inrichting. De wet kent de gedetineerde niet het recht toe om te telefoneren met medegedetineerden.
De huisregels van de inrichting (3.9.1.) verschaffen een beperkte mogelijkheid voor telefoongesprekken tussen gedetineerden: ”Een (beperkte) regeling is alleen mogelijk indien beide inrichtingen of locaties akkoord gaan en uitsluitend voor
levenspartners tussen wie reeds vóór de detentie een duurzame relatie op één adres bestond óf voor familieleden in de eerste graad (ouders/kinderen)”.
Ingevolge de huisregels wordt van de gedetineerde die een verzoek doet om te mogen bellen met een medegedetineerde gevraagd aan te tonen dat die medegedetineerde een levenspartner is. Het begrip levenspartner is in de huisregels niet nader omschreven.
In het normale spraakgebruik is een levenspartner iemand waarmee men het leven deelt. Bij huwelijk en samenlevingscontract is in ieder geval sprake van levenspartners. In andere gevallen drukken de huisregels uit dat nadere gegevens noodzakelijk zijn
nu
wordt gesproken van een aantoonbare levenspartner.

De vraag staat centraal of de directeur, alle omstandigheden in aanmerking genomen, in redelijkheid heeft kunnen beslissen dat onvoldoende is aangetoond dat er sprake is van een levenspartner. Van de kant van klager zijn diverse stukken overgelegd om
aan te tonen dat hiervan sprake is. Wat er ook zij van deze stukken, de beroepscommissie is van oordeel dat van de directeur niet gevergd kan worden dat uit deze verbrokkelde informatie het bewijs voor een duurzame relatie wordt gehaald. Gelet hierop
is
de beslissing van de directeur niet onredelijk of onbillijk. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, dr. G.J. Fleers en mr. C. Kelk, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 12 november 2007

secretaris voorzitter

Naar boven