Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/2250/GV, 20 september 2007, beroep
Uitspraakdatum:20-09-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/2250/GV

betreft: [klager] datum: 20 september 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.P.J.C. Heuvelmans, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 13 augustus 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft zich op 5 april 2007 wegens persoonlijke omstandigheden ontrokken aan zijn detentie, door niet terug te keren naar de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) Maashegge. Klager ziet
inmiddels in dat dat een verkeerde beslissing is geweest. Over klager zijn enkel positieve rapportages, terwijl ook reclassering, politie en de inrichting positief adviseren.
In zijn aanvullend schrijven van 12 september 2007 heeft klager, samengevat, aangevoerd dat hij voorafgaand aan zijn onttrekking 16 maal met regimair verlof is geweest, hij na hervatting van zijn detentie alweer viereneenhalve maand vast zit, zodat er
genoeg rapportages over hem beschikbaar zijn. Voorts heeft hij zijn Lex Mulder boetes betaald, zodat de vi-datum 1 jului 2008 is. Het openbaar ministerie had niet om advies gevraagd hoeven te worden en doet er vervolgens onnodig lang over een advies
uit
te brengen. Er is geen sprake van vluchtgevaar en ten slotte wil klager met algemeen verlof opdat hij elektronisch toezicht kan aanvragen.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft zich op 5 april 2007 ontrokken aan zijn detentie vanuit de z.b.b.i.. Op 23 april 2007 is klager weer aangehouden. Sinds 5 juni 2007 verblijft hij in de gevangenis Esserheem. Ofschoon directeur en politie positief zijn, wordt de periode van
verblijf in de gevangenis Esserheem te kort geacht om te kunnen beoordelen of klager zich niet wederom aan zijn detentie zal onttrekken.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Esserheem heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag gelet op klagers functioneren binnen de inrichting.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Haarlem heeft aangegeven bezwaar te hebben tegen verlofverlening gelet op de eerdere onttrekking.
De politie Rotterdam-Rijnmond heeft aangegeven geen bezwaar te hebben.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van zes jaar met aftrek, wegens overtreding van de Opiumwet. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 1 juli 2008.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

De beroepscommissie stelt vast dat klager zich op 5 april 2007 heeft onttrokken aan zijn detentie door niet terug te keren van een regimair weekendverlof. Eerst op 23 april 2007 is klager aangehouden en tevens weer ingesloten voor het ondergaan van het
resterende deel van de aan hem opgelegde gevangenisstraf. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid een zodanige contra-indicatie vormt voor verlofverlening dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Derhalve
kan de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a., en d. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, thans niet als onredelijk of
onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr.I.Lispet, secretaris, op 20 september 2007

secretaris voorzitter

Naar boven