nummer: 07/2708/GV
betreft: [klager] datum: 6 november 2007
De beroepscommissie als bedoeld in art. 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 2 oktober 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Klager begrijpt niet hoe de Minister kan beweren dat de kans op recidive groot is. Aan klager is immers
nog nooit verlof toegekend. Klagers eerste aanvraag voor algemeen verlof is afgewezen omdat hij een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een strafcel heeft gekregen. Aan klager zijn geen vrijheden toegestaan voor een periode van drie
maanden
tot 27 oktober 2007. De verlofaanvraag had betrekking op 2 november 2007. Toch wordt weer teruggegrepen naar de strafcelplaatsing. Tijdens klagers detentie heeft hij maar één keer rapport gehad. Klager doet mee aan TR. Op 6 november 2007 is er een
intake. Klager doet er alles aan om te veranderen en heeft recht op verlof. Klager wil een weekend bij zijn gezin verblijven.
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Naar aanleiding van klagers aanvraag voor algemeen verlof, heeft de directeur van de gevangenis voor psychologisch onvolwassenen De Schie te Rotterdam negatief geadviseerd, omdat
klager
op 23 juli 2007 een gedetineerde heeft geslagen, waarvoor hij drie dagen strafcel heeft gekregen. Uit de inrichtingsrapportage komt naar voren dat klager een jongeman is die zich snel laat ondersneeuwen door anderen en zich veel terugtrekt. Hij komt
over als een onzekere stugge jongeman. Hij vindt de jovo-afdeling een drukke afdeling. Klager is correct naar het personeel, echter met een negatief antwoord kan hij moeilijk omgaan.
Het coördinatiebureau TR is tweemaal verzocht een advies uit te brengen naar aanleiding van de aanvraag van klager, maar zonder resultaat. De reclasseringsambtenaar heeft telefonisch aangegeven dat klager een hoge score heeft op de Risc. Dit betekent
dat op meerdere leefgebieden criminogene factoren aanwezig zijn, die de kans op recidive hoog maken. Gedragsinterventies zijn noodzakelijk op intramuraal niveau, echter de rapportage geeft niets aan over het uitvoeren van deze gedragsinterventies en
dus
ook niet over de resultaten daarvan. Het Openbaar Ministerie heeft een negatief advies uitgebracht in verband met een ongewenste confrontatie met het slachtoffer.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis voor psychologisch onvolwassenen De Schie te Rotterdam heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. De politie te Vlissingen heeft geen bezwaar tegen verlofverlening.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek, wegens diefstal en afpersing. Aansluitend dient hij een gevangenisstraf te ondergaan van 14 en 16 dagen, alsmede een tenuitvoerlegging voorwaardelijke gevangenisstraf van 30 dagen. De
wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 6 juni 2008.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal vijf verlofaanvragen indienen.
De Minister heeft klagers aanvraag voor verlof afgewezen op grond van de uitkomsten van de Risc en de aan klager op 27 juli 2007 opgelegde disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een strafcel vanwege een handgemeen tussen klager en een
medegedetineerde.
De beroepscommissie is van oordeel dat het vorenstaande onvoldoende grond vormt voor een afwijzing van klagers verlofaanvraag. De Minister heeft geen rapportage overgelegd waaruit blijkt hoe het verhoogde recidiverisico wordt gewaardeerd; het
coördinatiebureau TR heeft geen advies uitgebracht op de aanvraag van klager. Verder is gesteld noch gebleken dat naast het incident dat tot de disciplinaire straf heeft geleid, klager vaker gedurende zijn detentie de orde en veiligheid in de
inrichting
heeft verstoord. Uit de inrichtingsrapportage van 23 augustus 2007 komt naar voren dat de Officier van Justitie negatief heeft geadviseerd vanwege ongewenste confrontatie met het slachtoffer, ondanks dat het slachtoffer woonachtig is in Duitsland.
Omdat
een nadere toelichting ontbreekt, kan aan dit advies geen doorslaggevende betekenis worden toegekend.
De beslissing van de Minister moet derhalve, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep is gegrond. De Minister zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming
van deze uitspraak. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken (na ontvangst).
Zij bepaalt dat klager niet in aanmerking komt voor een tegemoetkoming.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van
R. Kokee, secretaris, op 6 november 2007
secretaris voorzitter