Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1984/GB, 6 november 2007, beroep
Uitspraakdatum:06-11-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 07/1984/GB

Betreft: [klager] datum: 5 november 2007

De beroepscommissie als bedoeld in art. 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 20 juli 2007 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing, inhoudende een afwijzing van het in het selectieadvies opgenomen advies tot overplaatsing naar een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.), ongegrond
verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 8 januari 2006 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring (h.v.b.) van de locatie Dordtse Poorten te Dordrecht. Op 27 april 2007 is hij geplaatst in de gevangenis/ISD Roermond, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift op onjuiste gronden ongegrond verklaard. Klager is van mening dat hij voldoende gronden heeft aangevoerd in het bezwaarschrift, op grond waarvan klager in aanmerking zou moeten komen voor overplaatsing
naar een minder beveiligde inrichting. Klager heeft sinds 2003 een band met Nederland en heeft hier ook een vaste woonplaats. Zijn woonadres is door de politie Haaglanden in het kader van een verlofaanvraag betrouwbaar genoemd. Klager is van mening dat
het steeds weer verwijzen naar zijn Duitse nationaliteit in feite discriminatie is. Hij zal ook niet worden uitgeleverd aan Duitsland en hij wil zijn gevangenisstraf daar ook niet uitzitten. Klager is van mening dat hem wettelijk gezien het recht
toekomt op detentiefasering. Hij wil zich kunnen voorbereiden op zijn toekomst na detentie en is van mening dat hem daarom verlof moet worden toegestaan en plaatsing in een inrichting met een minder strenge beveiliging. De enige reden voor het niet
selecteren voor een minder streng beveiligde inrichting is de stelling dat klager vluchtgevaarlijk zou zijn. Klager is in hoger beroep en wil de behandeling daarvan, door het Gerechtshof te ’s-Gravenhage, persoonlijk bijwonen. Hij heeft er daarom geen
belang bij om zich aan zijn detentie te onttrekken. Klager heeft een binding met Nederland doordat hij een aantal ondernemingen exploiteert die alle in Nederland gevestigd zijn.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De directeur van het h.v.b. Roermond heeft in het selectieadvies geadviseerd om klager in een normaal beveiligde inrichting met een regime van algehele gemeenschap te plaatsen. Klager wenst evenwel in een z.b.b.i. geplaatst te worden. Omtrent klager is
goede gedragsrapportage opgemaakt. Omdat hij ingezetene is van Duitsland, heeft het openbaar ministerie negatief geadviseerd. Gevreesd wordt dat klager zich aan detentie zal onttrekken door naar Duitsland te vluchten.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis/ISD Roermond is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager, die in eerste aanleg is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.

4.3. De beroepscommissie stelt vast dat klager Duits staatsburger is en volgens de gegevens van de gemeentelijke basis administratie niet staat ingeschreven op een adres in Nederland. Daarnaast verblijft klagers familie in Duitsland. Gelet op die
omstandigheden, alsmede gelet op het negatieve advies van het openbaar ministerie, wordt niet onaannemelijk geacht, dat gevreesd moet worden dat klager zich, bij de verlening van verdergaande regimaire vrijheden, aan de verdere detentie zal onttrekken
door Nederland te verlaten. Dat maakt dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk moet worden geacht. Het beroep zal
daarom
ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 5 november 2007

secretaris voorzitter

Naar boven