Nummer: 07/2236/GB
Betreft: [klager] datum: 5 november 2007
De beroepscommissie als bedoeld in art. 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 13 augustus 2007 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 15 januari 2007 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring Schutterswei te Alkmaar. Op 23 april 2007 is hij geplaatst in de gevangenis van de locatie Dordtse Poorten te Dordrecht.
3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager is van mening dat hij, anders dan door de selectiefunctionaris wordt aangevoerd, niet voor een Terwee-zaak gedetineerd is maar in verband met een hem opgelegde vervangende hechtenis. Daarom komt klager wel in aanmerking voor een
detentiefasering,
waarop hij – wettelijk gezien – ook recht heeft. Klager is van mening dat op grond van de wet van 16 mei 2005 (plaatsing/doorplaatsing) detentiefasering mogelijk is. Klager heeft inmiddels al drie keer algemeen verlof toegekend gekregen. Klager
verzoekt
de beroepscommissie hem een tegemoetkoming toe te kennen voor de tijd die hij ten onrechte heeft doorgebracht in een normaal beveiligde inrichting.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager heeft verzocht om overplaatsing naar een b.b.i. De inrichting heeft aangegeven het verzoek niet te ondersteunen, gelet op klagers insluitingstitel, te weten gijzeling op grond van de Wet Terwee. Klager is enkel ingesloten naar aanleiding van de
hem opgelegde schadevergoedingsmaatregel. Het beleid is dergelijke gedetineerden niet door te laten faseren naar een inrichting met regimair verlof. Plaatsing in een ruimer regime doet het opgelegde karakter van de toegepaste vrijheidsbeneming, te
weten
dat van een dwangmiddel, teniet.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van art. 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (nummer 5042803/00/DJI) (hierna: de Regeling) komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die
een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.
4.2. In de toelichting op dit art. (Staatscourant 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling. In beginsel voldoet klager, die
vervangende hechtenis ondergaat, aan het vereiste van art. 3, lid 2 sub b, van de Regeling.
4.3. De selectiefunctionaris heeft – zo verstaat de beroepscommissie – in de beslissing van 13 augustus 2007 willen aangeven dat plaatsing in een meer open regime afbreuk doet aan de druk die klager moet ervaren om aan zijn betalingsverplichting te
voldoen. Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de selectiefunctionaris bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 5 november 2007
secretaris voorzitter