Nummer: 07/2167/GB
Betreft: [klager] datum: 1 november 2007
De beroepscommissie als bedoeld in art. 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. Michels, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 10 augustus 2007 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis/ISD Nieuw Vosseveld ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 19 maart 2007 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring (h.v.b.) Arnhem-Zuid. Op 5 juli 2007 is hij overgeplaatst naar het h.v.b./ISD Utrecht te Nieuwegein, van waaruit hij op 24 augustus 2007 is overgeplaatst naar de
gevangenis/ISD Nieuw Vosseveld te Vught, met een regime van algehele gemeenschap.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Anders dan de selectiefunctionaris in zijn beslissing op het bezwaar heeft vermeld, had klager wel een voorkeur voor een plaatsing in een bepaalde inrichting. Klager had een voorkeur voor plaatsing in Nieuwegein. Redenen daarvoor waren dat klager van
mening is dat de detentie in beginsel ten uitvoer gelegd dient te worden in een inrichting zo dicht mogelijk bij de plaats waar zijn strafzaak wordt behandeld. Dat was in dit geval de Rechtbank te Utrecht. Daarnaast heeft klager er belang bij om in de
nabijheid van vrienden en familie te worden geplaatst, zulks in verband met bezoekproblemen indien klager verder van hun woonplaats zou worden geplaatst. Momenteel staan er nog twee (straf)zaken tegen hem open, te weten een niet door klager erkend, als
ad-infofeit bij de eerdere strafzaak gevoegde zaak, en een ontnemingszaak. Klager heeft weliswaar aangegeven geen specifieke voorkeur te hebben voor een eventuele overplaatsing, maar dit moet worden gezien in het licht van het gegeven dat klager er
vanuitging te worden geplaatst in Arnhem of Nieuwegein. Klager heeft nog een ander belang bij plaatsing in Nieuwegein. Hij is onder behandeling bij het Sinaï-centrum in Amersfoort en het BNMO te Woerden. Daarvoor dient hij regelmatig daar naartoe gaan.
Dat is vanuit Nieuwegein veel gemakkelijker te realiseren. Het is daarom onlogisch, onpraktisch en onwenselijk om hem in Vught te plaatsen. Ook werd hij in Nieuwegein begeleid door een medewerkster van de MMD in het kader van zijn financiële problemen.
Die hulp kan, nu klager is overgeplaatst, niet verder worden geboden. Gebleken is, dat in de periode tussen 16 augustus 2007 (het indienen van het beroep) en 11 september 2007 nog geen enkele in Nieuwegein opgestarte interventie is overgenomen door
medewerkers van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught. Zo heeft ook het
TR-traject nog geen aanvang genomen en is een eerder door de directeur van Nieuwegein verleend verlof niet kunnen doorgaan. Inmiddels komt klager door het tijdsverloop niet meer in aanmerking voor deelname aan een penitentiair programma.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Naar aanleiding van het namens de directeur van het h.v.b.
Arnhem-Zuid gegeven selectieadvies is door een medewerker van het bureau selectie- en detentiebegeleiding van het h.v.b./ISD Nieuwegein aan klager gevraagd naar zijn voorkeur voor plaatsing bij zijn detentiefasering. Klager heeft toen aangegeven geen
voorkeur te hebben. Nadat klager werd geselecteerd voor plaatsing in de gevangenis/ISD Nieuw Vosseveld, heeft klager een bezwaarschrift ingediend omdat hij daardoor bezoekproblemen voorzag en omdat de reclassering in Nieuwegein inmiddels bezig was met
een plaatsing in het Sinaï-centrum. Het bezwaar is ongegrond verklaard. De gevangenis/ISD Nieuw Vosseveld is een
TR-inrichting. Dat betekent dat alle opgestarte interventies kunnen worden overgenomen door de reclassering bij de p.i. Vught. Zijn plaatsing in Vught is, nu klager aangaf geen voorkeur te hebben, ingegeven door de grootte van de wachtlijsten bij
verschillende gevangenissen. Klager komt, omdat hij inmiddels is veroordeeld, in aanmerking voor doorplaatsing naar een gevangenis. Voor de gevangenis/ISD Utrecht te Nieuwegein bestaat een grote wachtlijst en er is daar nauwelijks sprake van
doorstroming van gedetineerden.
4. De beoordeling
4.1. De gevangenis/ISD Nieuw Vosseveld is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.
4.2. Klager, die inmiddels onherroepelijk is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.
4.3. Klager is door de selectiefunctionaris geplaatst in de gevangenis/ISD Nieuw Vosseveld. Klagers bezwaren tegen die plaatsing zijn – zo begrijpt de beroepscommissie – tweeledig.
Klager is allereerst van mening dat door die plaatsing een verdere behandeling van zijn persoonlijkheidsklachten in gevaar komt. De beroepscommissie acht dat gevaar onvoldoende aannemelijk geworden.
Voorts heeft klager aangevoerd dat zijn plaatsing in Vught problemen zou opleveren voor zijn bezoek. Deze zijn onvoldoende aannemelijk geworden.
Voor zover klager bestrijdt dat hij geen voorkeur zou hebben opgegeven voor plaatsing in een bepaalde inrichting, wordt dit door de beoepscommissie onvoldoende aannemelijk geacht. De omstandigheid dat klager thans aanvoert dit toen niet te hebben
kunnen
overzien, maakt dit oordeel niet anders. Het voorgaande in onderling verband en samenhang beziend, maakt dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen,
niet als onredelijk of onbillijk moet worden aangemerkt. Zulks geldt temeer nu de selectiefunctionaris, die mede verantwoordelijk is voor een optimale benutting van de gevangeniscapaciteit, bij zijn beslissing rekening heeft gehouden met de voor de
verschillende inrichtingen bestaande wachtlijsten.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 1 november 2007
secretaris voorzitter