Nummer: 07/2301/GB
Betreft: [klager] datum: 1 november 2007
De beroepscommissie als bedoeld in art. 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 14 augustus 2007 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een inrichting met regimair verlof afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 21 oktober 2006 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis/ISD Zoetermeer.
3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Allereerst wil klager opmerken dat hij het beroep mondeling wenst toe te lichten.
Klager kan zich niet vinden in de beslissing van de selectiefunctionaris. Hij is van mening dat hem op zijn minst genomen een kans moet worden gegeven voor een verblijf in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.). Klager heeft nooit problemen
gehad tijdens zijn detentie. Voor zover hij eerder een keer te laat is teruggekeerd van verlof, vond dat zijn oorzaak in een vertraging bij het openbaar vervoer. Klager kan zich in het geheel niet vinden in het selectieadvies. Daarin staat een aantal
onwaarheden. Klager heeft geen psychische problemen. Hij heeft ook nooit gezegd dat hij een joint zou hebben gerookt tijdens zijn detentie.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager heeft op 20 juli 2007 algemeen verlof genoten. Van dit verlof keerde hij te laat terug en daarnaast gaf hij toen toe alcohol en softdrugs te hebben gebruikt tijdens dat verlof. Als reden gaf hij toen op dat hij tijdens zijn verlof slechte
berichten had ontvangen. Hij wilde toen eigenlijk in het geheel niet terugkeren naar de inrichting maar zijn vriendin heeft hem toen overgehaald zich alsnog te melden. Op grond van de aan de selectiefunctionaris geleverde informatie heeft deze
onvoldoende vertrouwen in een plaatsing in een inrichting met regimair verlof. Zulks geldt temeer nu de inrichting negatief heeft geadviseerd. De directeur van de gevangenis Zoetermeer heeft aangegeven het volgende door klager aangevraagde verlof
wederom te hebben afgewezen. Hij heeft aangegeven dat de psychische toestand van klager momenteel van dien aard wordt geacht, dat de kans groot is dat hij tijdens een eventueel verlof weer naar verdovende middelen zal grijpen. Indien de inrichting op
een later moment alsnog verlof verleent aan klager en dit verlof naar wens is verlopen, kan klager alsnog voor detentiefasering in aanmerking komen.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van art. 2 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, komen voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico
vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan, geen veroordelingen tot betaling van een geldboete of geldbedrag van meer dan € 226,= hebben openstaan, een
strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.
4.2. In de toelichting op dit art. staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling
daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof,
strafonderbreking),
alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de
gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.
4.3. De beroepscommissie acht vooralsnog het risico dat klager – indien hem meer of minder vergaande regimaire vrijheden zouden worden verleend – zou terugvallen in het gebruik van verdovende middelen en/of alcohol, zodanig, dat dit een
contra-indicatie oplevert voor plaatsing in een inrichting met regimaire vrijheden. Dat geldt temeer nu de politie Brabant Zuid-Oost negatief heeft geadviseerd. Het vorenstaande maakt dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de
selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk moet worden aangemerkt.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 1 november 2007
secretaris voorzitter