Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/2658/GV, 29 oktober 2007, beroep
Uitspraakdatum:29-10-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/2658/GV

betreft: [klager] datum: 29 oktober 2007

De beroepscommissie als bedoeld in art. 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 21 september 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. De argumenten van de advocaat-generaal zijn deels feitelijk onjuist en voor het overige onbegrijpelijk.
De advocaat-generaal bij het ressortsparket Amsterdam stelt dat op instigatie van klager door een geldkoerier een valse verklaring is afgelegd. Wanneer klager gebruik kan maken van regimaire verloven, zal hij volgens de advocaat-generaal pogingen
ondernemen om bewijsmateriaal te manipuleren. Zulks temeer daar de verdediging in eerste aanleg om het horen van verschillende getuigen heeft verzocht en dit verzoek door de rechtbank is afgewezen. Eén van de getuigen is het slachtoffer. Klager stelt
hier tegenover dat de geldkoerier en medeverdachte sinds mei 2007 niet meer gedetineerd is en meerdere malen bij klager op bezoek is geweest. Hij heeft geen valse verklaring afgelegd omtrent het geld. Indien klager het bewijsmateriaal zou willen
manipuleren, dan had klager dat wel gedaan voor de zitting van de rechtbank van 25 en 26 juni 2007, want toen was de geldkoerier al in vrijheid.
De rechtbank in eerste aanleg heeft de verzoeken van de verdediging voor het horen van getuigen toegewezen. Verder is klager vrijgesproken van het feit waarnaar de advocaat-generaal verwijst. Klager heeft zich keurig in detentie gedragen.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De verlofaanvraag van klager is afgewezen omdat de advocaat-generaal nadrukkelijk en gemotiveerd negatief heeft geadviseerd. Het negatieve advies van de advocaat-generaal heeft te
maken
met het gegeven dat het Openbaar Ministerie ook beroep heeft aangetekend tegen de uitspraak in eerste aanleg van de rechtbank. De advocaat-generaal is voornemens getuigen te horen en acht het niet ondenkbaar dat klager dan zal trachten de getuigen te
beïnvloeden. Dit argument is zwaarwegend genoeg en daarom is besloten het verlof af te wijzen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van het huis van bewaring Almere-Binnen heeft postief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. De advocaat-generaal bij het ressortparket te Amsterdam heeft aangegeven bezwaar te hebben tegen verlofverlening. Met name acht hij het
niet ondenkbaar dat er gevaar bestaat dat de verdachte tijdens een verlof getuigen kan beïnvloeden. De politie van Rotterdam heeft het verlof goedgekeurd.

3. De beoordeling
Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek, wegens afpersing en diefstal. De fictieve einddatum van de detentie is op of omstreeks 17 juli 2008.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

De Minister verwijst in de bestreden beslissing naar het negatieve advies van de advocaat-generaal van het ressortsparket te Amsterdam. Uit dit advies komt naar voren dat bij eventuele verlening van vrijheden het niet ondenkbaar is dat klager getuigen
zal beïnvloeden tijdens de behandeling van het hoger beroep in zijn strafzaak. De beroepscommissie is van oordeel dat een reële kans op beïnvloeding van getuigen in een strafzaak in beginsel een afwijzing van de verlofaanvraag kan rechtvaardigen. De
enkele mogelijkheid hiervoor bij een verdachte die ook vanuit de inrichting kan communiceren, is daarvoor echter onvoldoende zwaarwegend. De beroepscommissie zal het beroep gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. De Minister zal
worden
opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken (na ontvangst). De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken (na ontvangst).
Zij bepaalt dat klager niet in aanmerking komt voor een tegemoetkoming.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van
R. Kokee, secretaris, op 29 oktober 2007

secretaris voorzitter

Naar boven