Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1801/GB, 25 oktober 2007, beroep
Uitspraakdatum:25-10-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 07/1801/GB

Betreft: [klager] datum: 25 oktober 2007

De beroepscommissie als bedoeld in art. 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. O.C. Bondam, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 11 juli 2007 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is op 18 september 2007 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar unit 4 beveiligde individuele begeleidingsafdeling (biba) te Den Haag ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 7 juli 2005 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis Veenhuizen. Op 24 mei 2007 is hij overgeplaatst naar unit 4 biba, met een regime van beperkte gemeenschap.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is in het beroepschrift aangevoerd dat aan klager niet de rapportages zijn getoond welke hebben geleid tot de bestreden beslising.
Ter zitting deelt klager onmiddellijk na binnenkomst mee dat hij had verwacht te worden bijgestaan door zijn raadsman. Desgevraagd geeft hij aan dat hij over de mondelinge behandeling van zijn beroep geen contact heeft gehad met zijn raadsman. De
voorzitter deelt klager mee dat er nader zal worden geïnformeerd bij mr. O.C. Bondam of deze klager in beroep bijstaat. De voorzitter stelt klager in de gelegenheid ter zitting zijn standpunt kenbaar te maken. Bij afwezigheid van zijn raadsman wenst
klager van deze mogelijkheid geen gebruik te maken. De voorzitter deelt klager mee dat de raadsman voor de zitting is uitgenodigd, dat het verslag van horen aan de raadsman zal worden gezonden en dat hij in de gelegenheid wordt gesteld zijn opmerkingen
te maken binnen een termijn van tien dagen na dagtekening van het verslag. Aan de hand van de nadere schriftelijke opmerkingen van de raadsman zal worden bezien of het nog noodzakelijk wordt geacht klager alsnog in de gelegenheid te stellen zijn
standpunt mondeling ten overstaan van de voorzitter kenbaar te maken.
Beiden hebben niet op het verslag regeageerd.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager verbleef aanvankelijk in een regime van algehele gemeenschap. Op 1 mei 2007 is hij voorgesteld voor overplaatsing naar een kleinere setting in een andere inrichting. Gerapporteerd werd dat klager niet kan functioneren in een groep op een
reguliere afdeling. Vervolgens is hij ter observatie intern verplaatst naar de bijzondere zorg afdeling (bza). Besloten werd klager over te plaatsen naar de bza van de gevangenis Veenhuizen. Al snel werd duidelijk dat het verblijf van klager op de bza
aldaar te risicovol was voor het personeel en medegedetineerden. De psycholoog van de gevangenis Veenhuizen achtte voor de specifieke psychiatrische problematiek van klager een meer beveiligde en gestructureerde omgeving noodzakelijk. Omdat klager
medicatie weigert, is een verbetering van zijn ernstige psychiatrische stoornis niet te verwachten. Gezien de combinatie van dreiging en afweer achtte de inrichtingspsycholoog een plaatsing op een biba-regime geïndiceerd. Hier kan de voor klager
noodzakelijke structuur en zorg worden geboden. Op 24 mei 2007 is klager overgeplaatst naar unit 4 biba te Den Haag.

4. De beoordeling
4.1. De unit 4 biba te Den Haag is een gevangenis voor mannen met een individueel regime en een uitgebreid beveiligingsniveau.

4.2. Een (al dan niet onherroepelijk) tot gevangenisstraf veroordeelde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele gemeenschap, tenzij hiervoor op grond van de persoonlijkheid en/of het gedrag van de betrokkene gewichtige
contra-indicaties bestaan.
De selectiefunctionaris heeft de omtrent klagers persoonlijkheid en gedrag verstrekte gegevens, welke onder 3.2 samengevat zijn weergegeven, in redelijkheid kunnen aanmerken als een contra-indicatie in bovenbedoelde zin. Derhalve is de beslissing
klager
over te plaatsen naar een beveiligde individuele begeleidingsafdeling niet als onredelijk of onbillijk aan te merken.
Dit alles klemt te meer nu klager, daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft aangegeven bij afwezigheid van zijn raadsman geen gebruik te willen maken van de mogelijkheid zijn beroep mondeling toe te lichten. Evenmin heeft klagers raadsman naar
aanleiding van het verslag van horen aanleiding gezien een nadere reactie te geven.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 25 oktober 2007

secretaris voorzitter

Naar boven