Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1951/GB, 8 oktober 2007, beroep
Uitspraakdatum:08-10-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 07/1951/GB

Betreft: [klager] datum: 8 oktober 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van, en nader aangevuld door mr. I.E. Leenhouwers, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 16 juli 2007 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers bezwaar tegen de beslissing hem niet over te plaatsen naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 25 april 2006 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis Veenhuizen.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht. Hij wil graag naar een b.b.i. om af en toe bij zijn vrouw en kind te kunnen zijn en hen te steunen. Zijn zoontje heeft een handicap, waardoor hij meerdere malen in het ziekenhuis opgenomen moet
worden. Voorst verdient hij in een b.b.i. meer.
Namens klager is hieraan nog toegevoegd dat klager zich correct gedraagt in de inrichting. Er zijn geen incidenten geweest. De voorlopige hechtenis van klager is tweemaal geschorst wegens familieomstandigheden. Beide keren heeft hij zich aan de
gemaakte
afspraken gehouden en is op tijd teruggekeerd naar de inrichting.
Gelet op de situatie van zijn zoontje zullen er meerdere ziekenhuisbezoeken en controles gaan plaatsvinden. Het is van groot belang dat klager betrokken blijft bij het herstel van zijn zoontje. De bezwaren die zijn ingegeven door de ernst van de door
klager gepleegde delicten, mogen niet zwaarder wegen dan zijn belang bij reïntegratie in de maatschappij. Medeveroordeelden zijn inmiddels op vrije voeten, hetgeen geen maatschappelijke onrust teweeg heeft gebracht.
Er worden tot slot enkele positieve verklaringen van bekenden van klager over hem overgelegd.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Het Openbaar Ministerie heeft negatief geadviseerd met betrekking tot plaatsing in een inrichting met regimaire verlofmogelijkheden. Het verwacht grote maatschappelijke onrust vooral bij de slachtoffers die allen woonachtig zijn in de omgeving van het
verlofadres van klager bij het verlenen van vrijheden, gelet op de ernst van de gepleegde delicten. Klager is tweemaal schorsing verleend, maar in deze gevallen is er een specifieke afweging gemaakt en werd zwaar gewicht toegekend aan de
familieomstandigheden.
Ook het door klager later opgegeven verlofadres in Leeuwarden kan niet tot een andere afweging leiden.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (nummer 5042803/00/DJI) komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt
vlucht-
en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Staatscourant 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving
een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hierbij is in aanmerking genomen dat de
selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat klager, gelet op de over het delict verstrekte gegevens en de kans op ongewenste slachtofferconfrontatie, vooralsnog niet in aanmerking komt voor plaatsing in een inrichting met een beperkt
beveiligingsniveau, mede gezien de ernstige bezwaren van het Openbaar Ministerie tegen plaatsing in een b.b.i..
Het beroep zal mitsdien ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 8 oktober 2007

secretaris voorzitter

Naar boven