nummer: 07/1631/GA
betreft: [klager] datum: 8 oktober 2007
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 15 juni 2007 van de beklagcommissie bij de gevangenis De IJssel te Krimpen aan den IJssel,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 30 augustus 2007, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam, zijn gehoord klager en de unit-directeur P. Winkelman.
De raadsman van klager, mr. R.W.S. Nijman, was niet ter zitting van de beroepscommissie aanwezig, maar heeft een pleitnota aan de beroepscommissie doen toekomen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft
a. een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van drie dagen en de wijze waarop klager in afzondering is geplaatst,
b. een celinspectie en de wijze waarop deze is uitgevoerd,
c. de bejegening door personeel,
d. een disciplinaire straf van tien dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel.
De beklagcommissie heeft de klachten a., b. en d. ongegrond en klacht c. gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
Aan klager is een tegemoetkoming toegekend van € 4,=. Het beroep is voor zover het klacht c. betreft beperkt tot de hoogte van de tegemoetkoming.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager kreeg van zijn afdelingshoofd te horen dat zijn moeder een drugsdealer zou zijn. Dit is belediging. De beklagcommissie heeft deze klacht gegrond verklaard en een tegemoetkoming toegekend van € 4,=. Deze lage schadevergoeding is een belediging
op
zich.
Klager is het niet eens met de manier waarop hij naar de afzonderingscel is vervoerd. Hij werd geboeid over de vleugel vervoerd en zeker dertig gedetineerden hebben dit gezien.
De pakjes sigaretten die op klagers cel zijn aangetroffen zijn in beslaggenomen en vernietigd. Klager heeft geen bewijs van vernietiging ontvangen. Klager erkent dat hij eerder is gewaarschuwd in verband met de hoeveelheid sigaretten, die hij op cel
had. Hij heeft daar toen ook een voorwaardelijke straf voor gekregen en de proeftijd is inmiddels verlopen. Bij een overplaatsing duurt het soms twee à drie weken voordat er geld wordt overgemaakt en dan is het niet mogelijk om sigaretten te kopen.
Klager heeft daarom een voorraad aangelegd. Voorts is aangevoerd dat klager kookt voor medegedetineerden en hen belkaarten verstrekt. Als dank hiervoor ontvangt hij van zijn medegedetineerden sigaretten. Klager ontkent iets met drugshandel te maken te
hebben.
Bij de celinspectie zijn klagers LCD televisie, cassettespeler en zonnebril beschadigd. Al zijn spullen zijn in een vuilniszak gegooid en in een hok gezet, waar ook anderen toegang hebben. Voorts zijn een aantal levensmiddelen, ter waarde van € 22,=,
bedorven doordat de stekker uit de koelkast was gehaald. Tevens was het personeel vergeten om klagers celdeur, nadat hij naar de afzonderingscel was vervoerd, af te sluiten, waardoor computerspellen en toiletspullen zijn gestolen.
Klager wenst een immateriële schadevergoeding te ontvangen wegens de psychische schade die hij heeft opgelopen door de afzondering. Klager is valselijk beschuldigd een drugshandelaar te zijn. Klager is door het hele gebeuren getraumatiseerd geraakt en
heeft er een slaapstoornis aan overgehouden. In verband met de gevolgen gebruikt klager thans nog medicijnen.
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is al eerder gewaarschuwd niet te veel sigaretten en andere goederen op cel te hebben. Een volle cel levert ook bij brand extra gevaar op. Aangezien klagers cel te vol werd, heeft een nieuwe celinspectie plaatsgevonden. Deze inspectie heeft in
het weekeinde plaatsgevonden en het heeft veel tijd gekost om alle spullen uit te zoeken. Vermoed werd dat klager betrokken was bij handel. Klager is toen tijdens de actie in een afzonderingscel geplaatst, omdat er geen reguliere cel beschikbaar was.
Op
klagers cel werd een grote hoeveelheid sigarettenpakjes, levensmiddelen en horloges aangetroffen. Het is toegestaan om één slof sigaretten op cel te hebben. Uit navraag bij de inrichtingswinkel is gebleken dat klager een aantal van de aangetroffen
sigarettenpakjes nooit zelf heeft aangeschaft. Het is algemeen bekend dat sigaretten een goed ruilmiddel zijn en in de huisregels van de inrichting staat dat ruilen van goederen niet is toegestaan. Voorts is uit verklaringen van medegedetineerden naar
voren gekomen dat klager in drugs zou handelen.
De bij klager aangetroffen horloges zijn uitgevoerd. De pakjes sigaretten zijn vernietigd, omdat klager deze op illegale wijze heeft verkregen en niet meer is te achterhalen wie de eigenaar is.
Het afdelingshoofd beslist de wijze van vervoer naar de afzonderingscel. Meestal worden gedetineerden geboeid afgevoerd.
Door het personeel is niet gemeld dat er schade is ontstaan aan klagers eigendommen en de unit-directeur betwist derhalve de door klager genoemde schade. De spullen van klager zijn niet in een vuilniszak gegooid, maar verpakt. De unit-directeur weet
niet welke levensmiddelen in klagers koelkast zaten. Het vlees is echter wel acht en veertig uur zonder koeling geweest.
Het is de unit-directeur niet bekend of er goederen uit klagers cel zijn verdwenen, nadat klager in afzondering is geplaatst.
3. De beoordeling
a.
Op grond van artikel 24, eerste lid juncto artikel 23, eerste lid, onder a, van de Pbw kan de directeur een gedetineerde in afzondering plaatsen indien dit in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel van een
ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming noodzakelijk is. Na de vondst in klagers cel van een dertigtal pakjes sigaretten, een grote hoeveelheid levensmiddelen en andere attributen heeft de directeur besloten tot een nadere celinspectie.
De directeur had het vermoeden dat klager betrokken was bij handel. Klager is gedurende de celinspectie in een afzonderingscel geplaatst, waarbij de directeur heeft aangegeven dat de afzondering niet langer zal duren dan strikt noodzakelijk.
Gelet op het vorenstaande moet de beslissing van de directeur om klager gedurende het onderzoek in afzondering te plaatsen niet onredelijk of onbillijk worden geacht. Het beroep zal ten aanzien van dit onderdeel ongegrond worden verklaard.
Het beklag betreft voorts de wijze waarop de beslissing tot afzondering is uitgevoerd. Klager voelde zich vernederd tegenover zijn medegedetineerden over de wijze waarop hij is afgevoerd.
De unit-directeur heeft verklaard dat het afdelingshoofd beslist over de wijze van vervoer naar de afzonderingscel. In verband met de handhaving van de orde en rust in de inrichting geschiedt dit meestal met transportboeien.
De beroepscommissie acht het geboeid afvoeren van klager naar de afzonderingscel niet onredelijk of onbillijk, aangezien dit de normale procedure is. Het beroep zal ten aanzien van dit onderdeel ongegrond worden verklaard.
Het beroep zal dan ook in zoverre ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal in zoverre worden bevestigd.
b.
Ingevolge artikel 34, eerste lid onder a, Pbw is de directeur bevoegd de verblijfsruimte van een gedetineerde op de aanwezigheid van voorwerpen die niet in zijn bezit mogen zijn te onderzoeken, indien dit onderzoek plaats vindt in het kader van het
algemeen toezicht op de aanwezigheid van verboden voorwerpen in de verblijfsruimten van gedetineerden en ingevolge dit eerste lid onder a, indien dit anderszins noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de
inrichting. Tijdens een eerdere celinspectie werden een grote hoeveelheid sigaretten en andere goederen op klagers cel aangetroffen.
De beslissing tot celinspectie was niet in strijd met de wet of onredelijk dan wel onbillijk. Het beroep zal op dit punt ongegrond worden verklaard.
Klager klaagt voorts over het feit dat een aan aantal pakjes sigaretten in beslag is genomen en vernietigd.
Ingevolge artikel 34, tweede lid, jo artikel 29, vierde lid, Pbw, is de directeur, voor zover hier van belang, bevoegd bij een onderzoek aangetroffen voorwerpen, die niet in het bezit van een gedetineerde mogen zijn, in beslag te nemen. Hij draagt zorg
dat deze voorwerpen, hetzij onder afgifte van een bewijs van ontvangst ten behoeve van de gedetineerde op diens kosten worden bewaard, hetzij met toestemming van de gedetineerde worden vernietigd.
In gevolge de Memorie van toelichting bij dit artikel mogen alleen aan bederf onderhevige voorwerpen zonder toestemming van de gedetineerde worden vernietigd. Onder gedetineerde dient hier in ieder geval verstaan te worden de gedetineerde onder wie de
voorwerpen in beslag zijn genomen.
Nu niet is gebleken dat klager heeft ingestemd met de vernietiging van negentien pakjes sigaretten, is de vernietiging van de genoemde goederen geschied in strijd met het wettelijk voorschrift van artikel 29, vierde lid, van de Pbw. Het beklag dient
daarom gegrond te worden verklaard. In verband hiermee wordt klager een tegemoetkoming van € 15,= toegekend.
Toen klager na zijn verblijf in afzondering terug kwam op zijn cel waren de levensmiddelen die hij in de koelkast bewaarde bedorven doordat bij de celinspectie door personeel de stekker uit het verlengsnoer was getrokken. Nu dit door de directie niet
wordt betwist zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren en een tegemoetkoming toekennen van € 15,=.
Klager klaagt voorts over de beschadiging bij en na de celinspectie van zijn LCD televisie, zonnebril en cassettespeler. Ook zou klagers cel, nadat klager was afgevoerd naar de afzonderingscel, niet zijn afgesloten, waardoor er zeven Gamecube spellen
zijn gestolen.
De beroepscommissie stelt voorop dat artikel 4.5.1. van het Huishoudelijk regelement van de inrichting bepaalt dat privé eigendommen voor eigen risico in het bezit van gedetineerden zijn en dat de inrichting geen verantwoordelijkheid draagt voor het
zoekraken of defect raken van eigendommen. Nu niet aannemelijk is geworden dat er door toedoen van de inrichting voorwerpen zijn beschadigd, zal het beroep in zoverre ongegrond worden verklaard.
Ten aanzien van de klacht dat klagers celdeur niet is afgesloten na zijn vertrek naar de afzonderingscel heeft de beklagcommissie geen uitspraak gedaan. De beroepscommissie zal op gronden van doelmatigheid alsnog over dit beklag oordelen.
In een penitentiaire inrichting is het vaste procedure dat de celdeur van een gedetineerde direct na zijn vertrek op slot wordt gedaan. In dit geval heeft unit-directeur niet dan wel onvoldoende weersproken dat de deur van klagers cel direct na zijn
vertrek is afgesloten. Klager is geplaatst in een afzonderingscel en kon geen toezicht uitoefenen op zijn eigendommen. Gelet op deze bijzondere omstandigheden komt het wegraken van de voorwerpen voor risico van de inrichting.
De beroepscommissie zal het beklag op dit punt gegrond verklaren en klager een tegemoetkoming van € 15,= toekennen.
c.
De beroepscommissie kan zich verenigen met de toegekende tegemoetkoming. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
d.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie.
Het beroep zal dan ook in zoverre ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal op dit onderdeel worden bevestigd.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de onderdelen a., c. en d. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel b. voor wat betreft de vernietiging van negentien pakjes sigaretten, het bederven van levensmiddelen en het niet afsluiten van klagers celdeur gegrond, vernietigt de uitspraak van de
beklagcommissie en verklaart het beklag (alsnog) gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 45,=.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, prof. dr. W.J. Schudel en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 8 oktober 2007
secretaris voorzitter