nummer: 07/1075/GA
betreft: [klager] datum: 8 oktober 2007
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.V. van der Bom, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 23 april 2007 van de beklagcommissie bij de locatie Zoetermeer,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 30 augustus 2007, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is klager gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. G.V. van der Bom.
De directeur van de locatie Zoetermeer heeft schriftelijk laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel.
De beklagcommissie heeft het beklag deels ongegrond verklaard, doch gegrond verklaard voor zover de disciplinaire straf langer heeft geduurd dan drie dagen op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven. Aan klager is een tegemoetkoming
toegekend van € 15,=.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Tijdens een celinspectie is wit poeder in een klein opgevouwen papiertje aangetroffen. Klager heeft van het begin af aan gezegd dat het om een tablet waspoeder ging. Klager erkent dat wit poeder in een gevouwen papiertje er verdacht uitziet. Het wekt
de
schijn van verpakte drugs.
De inrichting heeft een narcotest uitgevoerd en het aangetroffen poeder bleek vermoedelijk codeïne te bevatten. Vervolgens is aan klager bovenvermelde disciplinaire straf opgelegd. Later heeft het Deltalab het poeder nader onderzocht en kwam tot de
conclusie dat er geen drugs zijn aangetoond. Het onderzoek door het Deltalab had moeten worden afgewacht alvorens strafoplegging kon plaatsvinden.
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Op 16 maart 2007 is op klagers cel een opgevouwen papiertje met wit poeder aangetroffen. De inrichting heeft het poeder aan een narcotest onderworpen en daaruit bleek dat het poeder vermoedelijk codeïne bevatte. Aan klager is vervolgens de bestreden
straf opgelegd.
Daarna heeft het Deltalab het witte poeder onderzocht en is tot de conclusie gekomen dat er geen drugs zijn aangetoond.
Klager heeft steeds aangegeven dat hij in het opgevouwen papiertje een gedeelte van een tablet waspoeder bewaarde. Klager erkent dat door het waspoeder zo te verpakken hij de schijn wekt dat het om drugs gaat.
Aan klager is een disciplinaire straf opgelegd terwijl het onderzoek van het Deltalab nog niet was afgerond. De beroepscommissie is van oordeel dat geen straf kon worden opgelegd nu nog niet onomstotelijk vaststond uit welke substantie het witte poeder
bestond, terwijl klager steeds uitdrukkelijk heeft betwist dat het om drugs ging.
Het kan in een situatie als de onderhavige aangewezen zijn onmiddellijk in te grijpen. De directeur heeft in een dergelijk geval de bevoegdheid om, in afwachting van nader onderzoek door het Deltalab, een ordemaatregel op te leggen.
De beroepscommissie zal het beroep gegrond verklaren. Zij zal aan klager een tegemoetkoming toekennen van € 22,50.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 22,50.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, prof. dr. W.J. Schudel en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 8 oktober 2007
secretaris voorzitter