Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1334/GM, 20 september 2007, beroep
Uitspraakdatum:20-09-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/1334/GM

betreft: [klager] datum: 20 september 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie De Marwei te Leeuwarden,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 10 mei 2007 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 augustus 2007, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn klager noch de inrichtingsarts verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 20 februari 2007, betreft het onregelmatig verstrekken van medicatie.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft – schriftelijk en zakelijk weergegeven – zijn klacht als volgt toegelicht.
Klager heeft, toen hij binnenkwam in de locatie De Marwei, meerdere keren zijn medicatie niet verstrekt gekregen.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt.
Klager is op 12 februari 2007 ingekomen in de inrichting. Op 22 februari 2007 gaf hij aan dat er problemen waren met de verstrekking van zijn geneesmiddelen. Hij kreeg voorgeschreven Desloratadine 5mg, gebruik ‘zo nodig’. Om het probleem van de
onregelmatige verstrekking op te lossen is het gebruik ‘zo nodig’ omgezet in éénmaal daags een tablet. Sindsdien lijkt het probleem opgelost.

3. De beoordeling
Uit de reactie van de inrichtingsarts komt naar voren dat klager bij binnenkomst in de inrichting kennelijk inderdaad enigszins onregelmatig zijn medicatie verstrekt kreeg. Van enig handelen of nalaten van de zijde van de medische dienst is daarbij
niet
gebleken. De arts heeft voorts aangegeven dat, op het moment dat klager daarover bij de medische dienst melding had gemaakt, de medicatievoorschrijving is gewijzigd in die zin dat aan hem vanaf dat moment ( te weten 22 februari 2007) éénmaal daags de
medicatie werd verstrekt. Gelet daarop moet het handelen van de arts in deze adequaat geacht worden. Het handelen van de inrichtingsarts kan daarom, het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien, niet worden aangemerkt als in strijd met de
in
artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, L.E.M. Kleipool en dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 20 september 2007

secretaris voorzitter

Naar boven