nummer: 07/1668/GA
betreft: [klager] datum: 16 oktober 2007
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr.drs. A.W. Grijseels, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 22 juni 2007 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Rijnmond te Rotterdam,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 30 augustus 2007, gehouden in de p.i. Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr.drs. A.W. Grijseels.
De unit-directeur van de p.i. Rijnmond heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen wegens mogelijke betrokkenheid bij handel en invoer van drugs.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De maatregel is opgelegd naar aanleiding van enkele afzonderlijke verklaringen van medegedetineerden. Volgens klager heeft de directeur onvoldoende duidelijkheid verschaft over de inhoud van deze verklaringen en ook niet over de identiteit van deze
medegedetineerden. De unit-directeur heeft gesteld dat vanwege de veiligheid in de inrichting geen inhoudelijke mededelingen kunnen worden gedaan ten aanzien van de wijze waarop het onderzoek is uitgevoerd; dit ter bescherming van de desbetreffende
medegedetineerden. Klager is op geen enkel moment in de gelegenheid geweest om de onjuistheid of onbetrouwbaarheid van de verklaringen van medegedetineerden aan te tonen. Bedoelde verdenkingen omtrent klagers betrokkenheid bij drugshandel vinden geen
steun in het grootschalig opgezette onderzoek. De opgelegde maatregel kan niet worden gelegitimeerd. Klager verzoekt om compensatie voor de periode van tien dagen die hij ten onrechte in afzondering heeft verbleven.
De unit-directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voor zover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Daarbij is in aanmerking genomen dat het niet onredelijk kan
worden geacht klager af te zonderen gedurende het grootschalige onderzoek binnen de inrichting in het licht van het mede op basis van verklaringen van medegedetineerden ontstane vermoeden van betrokkenheid van klager bij de handel en invoer van drugs
in
de inrichting. De beroepscommissie is van oordeel dat er voldoende noodzaak bestond voor de aan klager opgelegde maatregel en dat die maatregel niet langer dan noodzakelijk heeft geduurd.
Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart. het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, prof. dr. W.J. Schudel en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 16 oktober 2007
secretaris voorzitter