nummer: 07/2451/GV
betreft: [klager] datum: 16 oktober 2007
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 5 september 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Het verlof is voor klager heel belangrijk. Hij wilde twee dagen samen met zijn kinderen doorbrengen. De
inrichting en de politie hebben positief geadviseerd. Het advies van het openbaar ministerie was niet nodig, er is immers geen sprake van een executie-indicator. Klager kan zich overigens niet verenigen met het negatieve advies van het openbaar
ministerie. De afwijzing van de verlofaanvraag is door de selectiefunctionaris onderbouwd door de verwijzing naar door klager vertoond agressief gedrag en het vernielen van een celraam. Op zich is het juist dat dit heeft plaatsgevonden. Klager werd
toen
door een bewaarder zeer onheus bejegend, hetgeen tot klagers reactie heeft geleid. De daaropvolgende dag heeft de betreffende bewaarder zijn excuses aan klager aangeboden en inmiddels gaan klager en die bewaarder weer gewoon met elkaar om.
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het verzoek om algemeen verlof is afgewezen op grond van de aan de selectiefunctionaris toegezonden rapportage. Daaruit kwam naar voren dat zich recentelijk een aantal zaken heeft voorgedaan die ontoelaatbaar worden geacht en aanleiding zijn voor de
afwijzing. Klager heeft zich behoorlijk agressief – verbaal en non-verbaal – opgesteld jegens een personeelslid. Hoewel een en ander kennelijk is uitgesproken, is dit gedrag onacceptabel. Bij navraag in de inrichting is gebleken dat er bij dit voorval
inderdaad, zoals door klager wordt gesteld, fouten zijn gemaakt door het personeel. De betreffende penitentiair inrichtingswerker (p.i.w.-er) heeft zich inderdaad niet correct opgesteld jegens klager. Aan dat gebeuren is evenwel voorafgegaan dat klager
zich behoorlijk heeft misdragen en die p.i.w.-er meerdere malen verbaal heeft benaderd. Ook heeft hij toen een celraam vernield. De selectiefunctionaris acht dit gedrag van klager, dat heeft geleid tot de reactie van de p.i.w.-er, onacceptabel.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Lelystad heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Utrecht heeft aangegeven negatief te adviseren ten aanzien van de verlofaanvraag. Hij heeft daarbij aangegeven dat de vrees bestaat dat hij contact zal opnemen met zijn ex-echtgenote. Onder
voorwaarden (van begeleiding) acht hij een verlof eventueel wel mogelijk.
De politie Utrecht heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen een eventueel verlof.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek, wegens poging tot doodslag, meermalen gepleegd. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 3 juni 2008. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van
vijftien dagen alsmede zeven dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.
De selectiefunctionaris heeft bij een eerdere verlofaanvraag aangegeven dat, indien klager een aanvaardbaar verlofadres zou hebben, een verlof – onder voorwaarden – tot de mogelijkheden zou behoren. Op zich zou dat kunnen betekenen dat klager thans, nu
hij inmiddels een aanvaardbaar verlofadres heeft, voor verlof in aanmerking zou kunnen komen. Nu evenwel uit het selectieadvies en uit de door de selectiefunctionaris overgelegde nadere inlichtingen van de inrichting naar voren komt dat klager zich
heeft misdragen tegenover een personeelslid van de inrichting, is de vraag of er nog voldoende vertrouwen kan zijn in een goed verloop van het verlof. De beroepscommissie beantwoordt die vraag bevestigend. Uit de inrichtingsrapportage komt naar voren
dat klager geen beheersrisico vormt en dat het gewraakte gedrag mede werd veroorzaakt door onaanvaardbaar gedrag jegens klager door een personeelslid. Het vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien maakt dat de bestreden beslissing van de
selectiefunctionaris in dit geval onredelijk en onbillijk moet worden geacht. De bestreden beslissing zal daarom worden vernietigd en aan de selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen – met inachtneming van deze uitspraak
– binnen twee weken na ontvangst van deze uitspraak.
Nu de gevolgen van de bestreden beslissing ongedaan gemaakt kunnen worden, acht de beroepscommissie geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken (na ontvangst).
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. A.G. Bosch, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 16 oktober 2007.
secretaris voorzitter