Nummer: 07/2113/GB
Betreft: [klager] datum: 15 oktober 2007
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.G.T. Klooken, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 3 augustus 2007 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis Veenhuizen ongegrond verklaard.
2. De feiten
2.1. Klager is sedert 14 mei 2007 gedetineerd. Hij verbleef in de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) Veenhuizen. Op 23 juli 2007 is hij overgeplaatst naar de gevangenis Veenhuizen, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.
2.2. Bij uitspraak van 31 augustus 2007, met nummer K. 7094/07/NB, van de beklagcommissie bij de b.b.i. Veenhuizen, is klagers beklag betreffende een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel gegrond verklaard. De directeur
is
niet in beroep gekomen waardoor deze uitspraak onherroepelijk is geworden.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is door de selectiefunctionaris overgeplaatst naar de gevangenis Veenhuizen omdat er in zijn cel een gebruikershoeveelheid hasj was aangetroffen. Naar aanleiding van het aantreffen van die hasj, alsook van medicatie, is aan klager tweemaal een
disciplinaire straf opgelegd van zeven respectievelijk veertien dagen opsluiting in een strafcel. Naast de omstandigheid dat klager van mening is dat hij slechts éénmaal gestraft mocht worden, welke mening de beklagcommissie in haar uitspraak heeft
bevestigd door het beklag tegen de tweede disciplinaire straf gegrond te verklaren, is klager overgeplaatst naar een normaal beveiligde gevangenis, waardoor hij geen gebruik meer kan maken van zijn weekeindverlof. Hierdoor wordt klager dubbel gestraft,
hetgeen niet in verhouding staat tot de ernst van de overtreding. Aan klager is hierdoor duidelijk geworden dat hasjgebruik niet wordt toegestaan tijdens detentie en hij zal dat daarom ook niet meer gebruiken. Daarbij geldt nog dat volgens klager in de
b.b.i. meerdere gedetineerden verblijven, bij wie verdovende middelen zijn aangetroffen. Klager is daarom van mening dat door de directeur geen adequaat beleid wordt gevoerd. Gelijke of zwaardere gevallen worden regelmatig genegeerd of op lichtere
wijze
afgedaan. Klager heeft ook een persoonlijk belang bij het verkrijgen van weekeindverlof. Klagers schoonmoeder heeft op 4 augustus 2007 een TIA gehad en is aangewezen op alle hulp en steun van klager en zijn partner. Voorts heeft klager een geadopteerde
dochter van zes jaar, die voor haar eigen welzijn niet weet dat haar vader gedetineerd is. Doordat hij thans geen weekeindverlof krijgt, ontstaat er onrust in het gezin. Ook dient klager in staat te zijn te werken aan juridische problemen bij de
adoptie
van zijn dochter. Overigens heeft de selectiefunctionaris aan deze – ook in het bezwaarschrift aangevoerde problematiek – geen aandacht besteed, zodat de beslissing op het bezwaarschrift onvoldoende gemotiveerd is.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Bij klager is een hoeveelheid hasj aangetroffen alsmede een hoeveelheid medicatie, die niet door de inrichtingsarts was verstrekt. Hem is hiervoor door de directeur een disciplinaire straf opgelegd. Tevens heeft de directeur klager voorgesteld voor
overplaatsing naar een normaal beveiligde inrichting. Op grond van de nota Drugsontmoedigingsbeleid komt een gedetineerde, indien bij hem tijdens detentie verdovende middelen en niet toegestane medicatie wordt aangetroffen, gedurende zes maanden niet
in
aanmerking voor een verblijf in een b.b.i. Mogelijk voelt klager de terugplaatsing naar de gevangenis Veenhuizen als een dubbele bestraffing. Er is evenwel geen sprake van een bestraffing maar van uitvoering van het selectiebeleid.
4. De beoordeling
4.1. De gevangenis Veenhuizen is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.
4.2. Niet wordt weersproken dat bij klager een (gebruikers)hoeveelheid softdrugs en medicijnen zijn aangetroffen. Gelet op het landelijk geldende drugsontmoedigingsbeleid, vormt dit aanleiding om klager terug te plaatsen in een normaal beveiligde
inrichting. De omstandigheid dat het beklag tegen één van de voor dat aantreffen van die contrabande opgelegde disciplinaire straffen door de beklagcommissie gegrond is verklaard, maakt dit niet anders. Hetgeen door en namens klager naar voren is
gebracht omtrent de persoonlijke belangen wordt, bij gebrek aan een nadere onderbouwing, onvoldoende zwaarwegend geacht om de door de selectiefunctionaris onredelijk of onbillijk te achten. Nu overplaatsing geen disciplinaire straf is, is er geen
sprake
van een dubbele bestraffing als door en namens verzoeker aangevoerd. Het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien maakt dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in
aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 15 oktober 2007
secretaris voorzitter