nummer: 07/2050/GB
betreft: [klager] datum: 10 oktober 2007
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.B. Boone, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 27 juli 2007 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Klager is, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. S. Dogan, op 21 september 2007 door een lid van de Raad gehoord.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft beslist tot plaatsing van klager als afgestrafte in de extra beveiligde inrichting (EBI) Nieuw Vosseveld te Vught.
2. De feiten
2.1. Klager is sedert 17 mei 2005 gedetineerd en verbleef laatstelijk in de gevangenis Zoetermeer. Op 10 juni 2007 is hij ontvlucht en op 21 juni 2007 ingesloten op de landelijke afzonderingsafdeling te Vught. Op 30 juli 2007 is klager geplaatst in
de EBI.
2.2. Klager ondergaat een gevangenisstraf van dertien jaar met aftrek wegens het begaan van misdrijven strafbaar gesteld in de artikelen 140, 310, 312 en 289 van het Wetboek van Strafrecht, welke straf is ingegaan op 27 oktober 2006. De wettelijk
vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 25 februari 2014.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep tegen de beslissing hem te plaatsen in de EBI als volgt toegelicht.
Het is juist dat klager op 10 juni 2007 vanuit de locatie Zoetermeer is ontvlucht met hulp van buitenaf en dat hij eerder een poging tot ontvluchting heeft ondernomen die niet gelukt is. De gelukte ontvluchting betreft echter een klassieke ontsnapping
zonder geweld. De externe organisatie van de ontvluchting wordt niet ontkend. De vluchtauto stond klaar. De selectiefunctionaris vermeldt echter allerlei redenen en details, die geleid hebben tot klagers plaatsing in de EBI, die niet juist zijn en niet
kunnen leiden tot een dergelijke plaatsing. De ontvluchting is niet georganiseerd met hulp van binnen de gevangenis. Klager is na de ontvluchting gehoord door de recherche en die heeft gezegd dat er in Zoetermeer wel degelijk een dode hoek is op de
luchtplaats. Ook het feit dat klager veroordeeld is tot een langdurige gevangenisstraf in verband met een geweldsdelict kan geen grondslag vormen om hem in de EBI te plaatsen. Het argument dat er zoveel aandacht in de media aan de ontsnapping is
besteed, is ook niet juist. Dit bericht viel enkel op teletekst te lezen. Dat klagers vrouw angstig was in verband met klagers ontsnapping is evenmin relevant voor de EBI-plaatsing. De scheiding tussen klager en zijn vrouw is nu rond. De overweging dat
niet uitgesloten kan worden dat klager zich opnieuw zou schuldig maken aan een strafbaar feit is een loze kreet. Voorts is het niet juist dat klager een plattegrond van de inrichting zou hebben gehad. Deze plattegrond kon hem ook niet worden getoond.
Klager heeft geen repen gescheurd laken aan elkaar geknoopt, maar heeft lakens gevlochten. Het is onmogelijk om met geknoopte lakens te vluchten. Ook de opmerking over de medeverdachten is niet juist. Zij zijn na negen maanden voorarrest vrijgesproken.
Dat klager een fors druggebruiker zou zijn en leider van de Marokkaanse gemeenschap in de gevangenis wordt verward met de werkelijkheid. Klager had niet veel contact met medegedetineerden in Zoetermeer. De personeelsleden [...] zou klager graag willen
laten horen om dit duidelijk te maken. Ook is niet juist dat klager stiekem gedrag in Vught heeft vertoond. Klager staat niet bekend om agressief gedrag. Voorts is het hekalarm niet afgegaan maar het muuralarm. Klager stond niet bekend als
vuurwapengevaarlijk en nu wordt daar ineens iets anders van gemaakt en zijn ze bang dat hij met hulp van een helikopter en tanks wordt geholpen. Dit klopt niet. Op één pagina in het dossier wordt gesteld dat klager getracht heeft om het personeel af te
leiden en op een andere pagina is men er ineens 100% zeker van dat hij dat gedaan heeft. Voorts wordt vermeld dat hem een gevangenisstraf van vijftien jaar is opgelegd in plaats van dertien jaar. Er zijn een hoop dingen verdraaid om hem in de EBI te
plaatsen. Voor een plaatsing in een dergelijk verschrikkelijk regime zijn meer argumenten nodig. Gezocht is naar kleine details die op zich geen EBI-plaatsing rechtvaardigen. In het advies van de selectiefunctionaris van 20 juli 2007 wordt geadviseerd
om klager nog niet te selecteren voor de EBI. Het is opmerkelijk dat vervolgens zeven dagen later wordt gesteld dat het noodzakelijk is om hem in de EBI te plaatsen, terwijl er in de tussentijd niets is gebeurd.
3.2. In het selectievoorstel van de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught is aangegeven dat klager veroordeeld is tot dertien jaar gevangenisstraf wegens betrokkenheid bij een ripdeal waarbij een dode is gevallen. In 2002 heeft hij
een poging tot ontvluchting ondernomen, die op het laatste moment is mislukt. Op 10 juni 2007 lukte het klager wel om te ontvluchten vanuit de gevangenis Zoetermeer. Hij heeft daarbij hulp van buitenaf gehad, die ervoor zorgde dat op tijd en op de
juiste plaats een vluchtauto gereed stond. Uit de GRIP-rapportage volgt dat klager vuurwapengevaarlijk is. Gezien de detentietijd die nog resteert, klagers blijkbare grote behoefte om buiten de inrichting te vertoeven, het gemak waarmee hij mensen weet
te ronselen en de mogelijkheden die hij heeft om over vuurwapens te beschikken - het vuurwapen waarmee hij de ripdeal pleegde is nog altijd zoek- dient er niet nog meer risico met klager genomen te worden. Een nieuwe ontvluchting valt niet uit te
sluiten en dit zou zorgen voor een grote maatschappelijke onrust en een geschokte rechtsorde. Geadviseerd wordt om klager te plaatsen in de EBI.
3.3. De selectiefunctionaris, die klager op 20 juli 2007 op de landelijke afzonderings-afdeling te Vught heeft gesproken in het kader van het voorstel tot plaatsing in de EBI, heeft het volgende bericht.
Terecht is een voorstel gedaan voor plaatsing van klager in de EBI. Immers, klager is na een mislukte poging tot ontvluchting tot een geslaagde poging tot ontvluchting gekomen. Hierbij heeft hij hulp gehad van buitenaf. Daarbij komt dat hij zit voor
een
fors delict, waarvoor hij een aanzienlijk strafrestant heeft. De ontvluchting is een klassieke ontvluchting, waarbij geen geweld is gebruikt tegen personeel. Klager heeft verzocht om hem het voordeel van de twijfel te geven. De betreffende
selectiefunctionaris gaat mee in het verzoek van klager om hem (nog) niet te selecteren voor de EBI.
3.4. In het selectieadvies van het Penitentiair Selectie Centrum (PSC) wordt vermeld dat uit de inrichtingsrapportage geen aanwijzingen naar voren komen die wijzen op ernstige psychopathologie. Mocht er in het functioneren van klager aanleiding
ontstaan dan is het PSC bereid om, als klager daarmee instemt, nader psychologisch onderzoek te doen en inlichtingen te geven over klagers psychologische toestand.
3.5. De selectiefunctionaris heeft bericht dat de noodzaak tot plaatsing van klager in de EBI aan de orde is geweest in de vergadering van 26 juli 2007 van de adviescommissie EBI. Eén en ander geschiedde aan de hand van het voorstel tot plaatsing in
de EBI van de directeur van de p.i. Vught, met bijlagen, van 16 juli 2007 en het advies van de selectiefunctionaris van 20 juli 2007 en het advies van 9 augustus 2007 van het PSC. Uit de beschikbare informatie bleek dat klager moet worden
gekwalificeerd
als daadwerkelijk vluchtgevaarlijk. Nadat klager geplaatst was in de p.i. Rijnmond bleek hij op 3 maart 2006 in het bezit te zijn van een zelfgemaakte plattegrond van de inrichting en een in repen gescheurd laken. Ook tijdens een eerdere detentie was
ten aanzien van klager sprake van voornemens tot ontvluchting. Hij trachtte in september 2002 uit de p.i. Haaglanden te ontvluchten. Controle van een arrestantenbusje voor het verlaten van de inrichting leidde tot de vaststelling dat klager op het
reservewiel van de bus lag. Celinspectie wees uit dat klagers celraam onklaar was gemaakt door het stucwerk te vernielen. Op 10 juni 2007 ontvluchtte klager tijdens het luchten uit de locatie Zoetermeer. Er was sprake van een goed voorbereide en goed
georganiseerde ontvluchting met hulp van buiten. Klager wist met een touw buiten de inrichting te komen om vervolgens in een gereedstaande auto te stappen. Het touw bestond uit lakens en was voorzien van een metalen haak. De ontvluchting leidde tot
maatschappelijke onrust, aandacht in de media en tot een geschokte rechtsorde. Klager is op 21 juli 2007 aangehouden door een arrestatieteam. Hij heeft aangegeven dat aan de ontvluchting ten grondslag heeft gelegen dat hij wilde spreken met zijn vrouw,
die het contact met hem had verbroken. Klager is veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertien jaar in verband met ernstige delictpleging. Het vuurwapen dat daarbij is gebruikt, is nooit gevonden. Klager heeft aangetoond ook organisatorisch invulling
te geven aan ontvluchtingsvoornemens; één en ander met hulp van buiten. In geval van ontvluchting van klager zou er sprake zijn van een onaanvaardbaar maatschappelijk risico en wederom van maatschappelijke onrust en een ernstig geschokte rechtsorde ook
omdat niet uitgesloten kan worden dat klager zich wederom schuldig zou maken aan ernstige delictplegingen. De adviescommissie EBI heeft de selectiefunctionaris geadviseerd om klager in de EBI te plaatsen en de selectiefunctionaris heeft hiertoe
beslist.
4. De beoordeling
4.1. De beroepscommissie acht zich voldoende voorgelicht en wijst het verzoek van klager om getuigen te horen af.
4.2. De EBI Nieuw Vosseveld is aangewezen als h.v.b. en gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap, een individueel regime en een extra beveiligingsniveau.
4.3. Op grond van artikel 6 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (15 augustus 2000, nummer 5042803/00/DJI), die op 1 oktober 2000 in werking is getreden, kunnen in de extra beveiligde inrichting gedetineerden worden
geplaatst die:
a. een extreem vluchtrisico vormen en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten, of
b. bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen, waarbij het vluchtrisico als zodanig hieraan ondergeschikt is.
4.4. Artikel 26 van voornoemde Regeling noemt de voorwaarden die in acht worden genomen bij de beslissing tot plaatsing in een EBI en de beslissing tot verlenging van het verblijf in een EBI elke zes maanden daarna.
4.5. De beroepscommissie overweegt het volgende.
Klager is veroordeeld tot een langdurige gevangenisstraf voor een geweldsdelict met dodelijke afloop. Na eerder een poging tot ontsnapping te hebben gedaan in 2002 is klager op 10 juni 2007 ontvlucht uit de gevangenis Zoetermeer. Hij heeft de
ontvluchting goed voorbereid en daarbij hulp van buitenaf gekregen. Klager is met een zelfgemaakt touw over de muur van de inrichting geklommen en had geregeld dat daar een vluchtauto met draaiende motor voor hem gereed stond.
De beroepscommissie komt, de hiervoor genoemde omstandigheden tezamen en in onderling verband beziende, tot het oordeel dat in redelijkheid kan worden geconcludeerd dat klager bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormt en valt in
de onder 4.2 bedoelde categorie b. en dat de beslissing hem te plaatsen in de EBI, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 10 oktober 2007
secretaris voorzitter