Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1890/GB, 10 oktober 2007, beroep
Uitspraakdatum:10-10-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 07/1890/GB

Betreft: [klager] datum: 10 oktober 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C. Wendenburg, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 11 juli 2007 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 28 januari 2005 gedetineerd. Hij verbleef in de locatie Dordtse Poorten te Dordrecht en is geselecteerd voor plaatsing in een b.b.i., waar hij zich op 7 augustus 2006 diende te melden. Klager heeft zich daar niet gemeld en zich
onttrokken aan detentie. Op 10 januari 2007 is hij geplaatst in de PI De Leuvensepoort, huis van bewaring, te Den Bosch en op 26 januari 2007 is hij geplaatst in de locatie Dordtse Poorten, waar hij inmiddels in de gevangenis-unit verblijft.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft zich op 7 augustus 2006 niet gemeld bij de b.b.i. maar heeft zich niet aan detentie onttrokken. Hij heeft zich niet tijdig gemeld omdat hij voor het welzijn en de veiligheid van zijn dochtertje vreesde. Zij was bij een tante geplaatst en
vanuit de peuterspeelzaal is aan bureau Jeugdzorg gemeld dat er tekenen aanwezig waren, die op seksueel misbruik duidden. Uit onderzoek bleek dat de thuissituatie bij tante verre van ideaal was. Medewerkers van Jeugdzorg Heerlen kunnen één en ander
bevestigen. Klager heeft het welzijn en de veiligheid van zijn dochtertje laten prevaleren en zijn eigen plaatsing in een b.b.i. op het spel gezet. De selectiefunctionaris meent in de beslissing te kunnen volstaan met de verwijzing naar dit eerdere
incident op grond waarvan hij meent dat er op dit moment nog steeds onvoldoende vertrouwen bestaat dat klager zich bij b.b.i.-plaatsing aan de afspraken zal houden.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klagers verzoek om plaatsing in een b.b.i. is afgewezen omdat er onvoldoende vertrouwen bestaat in een dergelijke plaatsing. Klager heeft zich namelijk onttrokken aan de huidige detentie. Op 7 augustus 2006 had hij zich moeten melden bij de b.b.i.,
waarvoor hij toentertijd geselecteerd was. Hij is hier echter nooit aangekomen. Op 9 januari 2007 is hij aangehouden en ingesloten. Klager heeft aangegeven dat hij zich niet gemeld heeft om de problemen in verband met zijn kinderen recht te zetten.
Nadat deze problemen waren opgelost, heeft hij zich niet gemeld. Ook heeft hij niet aangegeven in de inrichting dat er problemen waren en zodoende niet met personeel van de inrichting naar andere oplossingen gezocht zoals een verzoek tot verlof of
strafonderbreking. De politie heeft positief geadviseerd terzake van plaatsing in een b.b.i. en de inrichting heeft zich, gezien de eerdere onttrekking aan detentie, onthouden van een advies.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (nummer 5042803/00/DJI) komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt
vlucht-
en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Staatscourant 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving
een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. Klager is eerder geselecteerd voor een b.b.i., maar hij heeft zich daar niet gemeld en zich onttrokken aan detentie. Als reden voor zijn onttrekking heeft klager aangegeven dat hij problemen in verband met zijn kind wilde oplossen. Klager heeft
echter geen contact met het b.s.d. opgenomen om naar een andere oplossing te zoeken en heeft toentertijd geen verzoek om verlof of strafonderbreking ingediend. Gelet op het hiervoor overwogene is de beroepscommissie van oordeel dat de op de onder 3.2
genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 10 oktober 2007

secretaris voorzitter

Naar boven