nummer: 07/2407/GV
betreft: [klager] datum: 4 oktober 2007
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. van Stratum, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 29 augustus 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.
2. De standpunten
Namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit is als volgt toegelicht. Het verzoek om incidenteel verlof is afgewezen om redenen die de bestreden beslissing niet kunnen dragen.
Er is nagenoeg ongemotiveerd niet tegemoet gekomen aan de zwaarwegende belangen van klager en zijn echtgenote en dochtertje bij een tijdelijke gezinshereniging in het algemeen en het recht op family-life in de zin van artikel 8 EVRM in het bijzonder.
Zwaarwegende belangen vanwege politie of justitie zijn niet gesteld of gebleken. Ten onrechte is niet onder ogen gezien dat ook verlof onder begeleiding een redelijk alternatief zou zijn geweest om aan het verzoek tegemoet te komen. Klager betwist dat
de psychische nood van de echtgenote van klager niet als ernstige psychische nood gekwalificeerd zou kunnen worden. Klagers echtgenote, die hun dochtertje alleen heeft opgevoed, kampt immers met aanzienlijke geestelijke problemen. Zij heeft baat bij
een
huisbezoek van klager. De huisarts van klagers echtgenote ondersteunt het verzoek. Zonder nadere toelichting of rapportage van de medisch adviseur is de beslissing op dit punt niet zonder meer begrijpelijk.
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Het verzoek om incidenteel verlof is afgewezen omdat klager niet voldoet aan de criteria. De advocaat-generaal heeft negatief geadviseerd. De medisch adviseur heeft geen advies
uitgebracht, omdat het geen medisch probleem betreft. Aan het verzoek liggen sociale redenen ten grondslag. Het schrijven van de huisarts en de fysiotherapeut geven geen aanknopingspunten aan het verzoek te voldoen.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de KPO afdeling van het penitentiair selectiecentrum van de p.i. Haaglanden heeft positief noch negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Den Haag heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 12 jaar met aftrek, wegens moord. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 2 november 2009. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van vier dagen en drie dagen gijzeling
op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan.
Op grond van artikel 21 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (verder: de Regeling) kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid
noodzakelijk is. In de artikelen 22 tot en met 31 van de Regeling staan de situaties beschreven waarbij incidenteel verlof verleend kan worden. Het bijwonen van de verjaardag van klagers dochtertje staat hierbij niet vermeld. Verder is niet aannemelijk
geworden dat de psychische nood van klagers echtgenote dusdanig ernstig is, dat om deze reden incidenteel verlof zou moeten worden verleend. Mitsdien is er geen sprake van een gebeurtenis in de persoonlijke sfeer van klager, waarbij zijn aanwezigheid
buiten de inrichting noodzakelijk is. De beslissing van de Minister kan derhalve, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep is ongegrond.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. M. Boone, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris,
op 4 oktober 2007
secretaris voorzitter