Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/21498/GM, 19 november 2021, beroep
Uitspraakdatum:19-11-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/21498/GM           

 

Betreft [klager]

Datum 19 november 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klagers raadsman, mr. M. Rafik, heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingspsychiater van  de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught (hierna: de inrichtingspsychiater). Klager beklaagt zich erover dat de medicatie quetiapine ten onrechte is gestopt en dat andere medicatie (Cisordinol) naar een andere toedieningsvorm is omgezet.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw mr. F.H.J. de Graaf, die de zaak heeft overgenomen van mr. M. Rafik, en mevrouw […], inrichtingspsychiater, gehoord op de digitale zitting van 28 september 2021.

Mr. drs. F.M.J. Bruggeman, psychiater en lid van de RSJ, heeft op verzoek van de beroepscommissie op de stukken meegelezen en haar bevindingen zijn meegenomen in de beoordeling. 

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De quetiapine is ten onrechte gestopt. Klager ontkent medicatie te hebben verhandeld en daarvan is ook geen bewijs. Klager heeft andere medicatie, Cisordinol, gekregen. Er is geen reden om de medicatie te wijzigen. Klager slaapt slechter sinds hij de quetiapine niet meer krijgt en hij ondervindt er ook andere nadelen van. Hij heeft een bipolaire stoornis en heeft de medicatie nodig. Klager verzoekt om een financiële tegemoetkoming. 

 

Standpunt van de inrichtingspsychiater

De quetiapine is op 1 oktober 2020 door een psychiater in de PI Roermond voorgeschreven aan klager in verband met slecht slapen. Op 7 oktober 2020 is klager naar het PPC Vught overgeplaatst, naar de afdeling waar hij eerder had verbleven en de inrichtingspsychiater ook zijn behandelend psychiater was. De volgende dag heeft de inrichtingspsychiater klager uitgebreid gesproken en aan hem uitgelegd dat de quetiapine een verslavend effect heeft en in de voorgeschreven dosering van 300 mg met name antipsychotisch werkt. Ook is besproken dat er geen indicatie voor het antipsychoticum quetiapine was, omdat klager al het antipsychoticum Cisordinol gebruikte en hij psychiatrisch stabiel was. Dezelfde dag is de quetiapine gestaakt. Ondanks het staken van quetiapine bleef zijn nachtrust met acht uur slaap per nacht voldoende, hoewel klager zelf aangaf dat hij meer uren wilde slapen. Na 8 oktober 2020 is de quetiapine niet meer herstart. Op 6 november 2020 heeft het hoofd behandeling klager gesproken voor een bemiddelingsgesprek vanwege zijn klacht. Klager bleef bij zijn standpunt, waarna de klacht is doorgezet naar de medisch adviseur. De reden van het staken van de quetiapine is meermaals door de inrichtingspsychiater met klager besproken, zowel voorafgaand als na het indienen van de klacht.

Eind april 2021 diende klager nogmaals een klacht in over hetzelfde onderwerp. In het gesprek met het hoofd behandeling meldde klager dat de quetiapine opnieuw was gestopt, wat echter onjuist is. Klager besprak ook dat hij ontevreden was over de gewijzigde toedieningsvorm van het antipsychoticum Cisordinol. Op 22 april 2021 heeft de inrichtingspsychiater na een gesprek met klager het tablet Cisordinol gewijzigd naar druppels, na meldingen van het afdelingspersoneel dat klager het tablet niet (goed) had ingenomen en er sterke vermoedens van handel waren. Aan het afdelingspersoneel had klager zijn niet correcte inname van de medicatie bevestigd, terwijl hij dit bij de inrichtingspsychiater ontkende. Enkele dagen later werden de vermoedens van handel in Cisordinol bevestigd.

Ter zitting heeft de inrichtingspsychiater nader toegelicht dat klager voor zijn bipolaire stoornis al jaren Cisordinol krijgt, dat zijn medicatie een klein beetje gewijzigd is en dat hij psychiatrisch stabiel is. Klager heeft geen quetiapine nodig. Op de afdeling is niet geconstateerd dat klager onvoldoende slaap krijgt of moe overkomt en daarom is er ook geen reden voor slaapmedicatie.

 

3. De beoordeling

De beroepscommissie stelt vast dat de klacht betrekking heeft op het niet meer verstrekken van de medicatie quetiapine na klagers overplaatsing naar het PPC Vught. Daarnaast heeft de klacht betrekking op de gewijzigde toedieningsvorm van het antipsychoticum Cisordinol.

De beroepscommissie stelt voorop dat medicatie alleen dient te worden voorgeschreven indien hier een duidelijke indicatie voor is. De inrichtingspsychiater mag een zelfstandige afweging maken met betrekking tot het medicatiebeleid en is niet verplicht de voorgeschreven medicatie van zijn voorganger te handhaven. De beroepscommissie is van oordeel dat de inrichtingspsychiater in redelijkheid heeft kunnen besluiten geen quetiapine meer aan klager voor te schrijven en dat de inrichtingspsychiater voldoende heeft gemotiveerd waarom die medicatie is gestopt. De inrichtingspsychiater heeft toegelicht dat er geen duidelijke indicatie is die het voortzetten van de medicatie quetiapine rechtvaardigt. De inrichtingspsychiater heeft bij haar overwegingen betrokken of er een indicatie is om een tweede antipsychoticum (in deze dosering) voor te schrijven en heeft op zorgvuldige en verantwoorde wijze een afweging gemaakt. Ook bestond er een vermoeden van handel in medicatie, wat de noodzaak om de indicatie opnieuw tegen het licht te houden alleen maar versterkte. Om die reden is de toedieningsvorm van Cisordinol gewijzigd naar druppels. De beroepscommissie acht aannemelijk dat klager daar voldoende bij is betrokken en over de reden daarvan is geïnformeerd.

Gelet op het voorgaande kan het handelen van de inrichtingspsychiater niet worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a of b, van de Penitentiaire beginselenwet. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 19 november 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. B.A. Geurts en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven