Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1639/TA, 25 september 2007, beroep
Uitspraakdatum:25-09-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/1639/TA

betreft: [klager] datum: 25 september 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. P. Scholte, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 20 juni 2007 van de beklagcommissie bij de Prof. Mr. W.P.J. Pompestichting te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 augustus 2007, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], staffunctionaris juridische zaken, en [...], zorgmanager.
Mr. P. Scholte heeft schriftelijk bericht klager in dit beroep verder geen bijstand te verlenen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de toepassing van geweld bij het onder dwang toedienen van medicatie op 25 januari 2007.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is van mening dat uit de stukken blijkt dat er op 25 januari 2007 disproportioneel geweld is toegepast bij het hem onder dwang
toedienen
van medicatie. Er is opzettelijk op zijn rib geduwd, waardoor deze is gebroken. Hij heeft gedurende ongeveer tien weken veel pijn aan zijn rib gehad. Klager weet heel zeker dat die pijn niets te maken had met een oude ribbreuk. De inrichting ontkent
bewust de waarheid. De inrichtingsarts heeft niets aan zijn pijn gedaan. Klager zit al een jaar op een longstayafdeling en wil weg. Hem wordt daar alleen maar onder dwang medicatie toegediend. Daarbij wordt veel geweld gebruikt. De inrichting is in dat
opzicht nog erger dan Veldzicht.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Tijdens het toedienen van medicatie per injectie heeft klager zijn benen dermate krachtig bewogen dat het daarbij aanwezige
personeel hem niet onder bedwang kon houden. Om te voorkomen dat de injectienaald, die reeds in het lichaam van klager was gebracht, zou afbreken, was er geen andere optie dan met extra personeel, dat al uit voorzorg op afstand aanwezig was, klager
vast
te houden om de medicatietoediening verantwoord af te kunnen ronden. Het afbreken van de naald moest in klagers belang worden voorkomen vanwege de verwoestende werking daarvan op het weefsel en de spieren. De heer Leenders was volgens het protocol op
afstand aanwezig en heeft gezien dat een personeelslid daarbij een knie op de hoogte van klagers ribben heeft geduwd om klager plat te kunnen houden.
Uit alle stukken en rapportages blijkt dat klager al jaren kampt met pijn aan zijn ribben en botten. In 2005 is een fractuur aan de zesde en negende rib van klager geconstateerd. In 2006 was sprake van pijn aan, en een bobbel net onder, de rib. Niet
kan
worden uitgesloten dat de oude fractuur tijdens het onder bedwang houden van klager op 25 januari 2007 pijnlijk is geweest. Zoals blijkt uit de gemaakte foto’s is geen sprake van een nieuwe fractuur, maar lijkt eerder sprake van een kneuzing van de
negende rib. Met een kneuzing gepaard gaande pijn kan vrij lang aanhouden. Rust is enige middel dat dan helpt. Door de medische dienst heeft nacontrole plaatsgevonden.
Thans wordt nog steeds dwangmedicatie toegediend, zij het dat er meer sprake is van samenwerking met klager. Om die reden dient hij geen schorsingsverzoeken meer in. De mogelijkheid tot het indienen daarvan wordt hem niet onthouden.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voor zover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Hierbij is in aanmerking genomen dat op grond van de stukken en
het verhandelde ter zitting aannemelijk is dat vanwege heftig verzet van klager bij de toediening van medicatie op 25 januari 2007 enig geweld moest worden en is toegepast om afbreken van de injectienaald en, vanwege klagers gedrag, letsel voor het
betrokken personeel te voorkomen, maar dat niet aannemelijk is geworden dat dat daarbij een rib van klager is gebroken en evenmin dat sprake is geweest van disproportioneel geweld.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, mr. H. Heijs en mr. drs. T.A.M. Louwe, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 25 september 2007

secretaris voorzitter

Naar boven