Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/8390/GA, 21 februari 2022, beroep
Uitspraakdatum:21-02-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-20/8390/GA

Betreft [klager]

Datum 21 februari 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van  de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Nieuwegein (hierna: de directeur)

 

1. De procedure

[klager] (hierna: klager) heeft – voor zover in beroep aan de orde - beklag ingesteld tegen het bij binnenkomst in de PI niet mogen uitkiezen van de dozen en het niet ontvangen van zijn beddengoed.

De beklagrechter bij de PI Nieuwegein heeft op 22 oktober 2020 het beklag gegrond verklaard (NM 2020-850). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft […], hoofd Algemene zaken van de PI Nieuwegein, gehoord op de zitting van 20 oktober 2021 in de Penitentiaire Inrichting (PI) Lelystad.

Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

Klager heeft ter zitting van de beklagcommissie gesteld, dat het gebruikelijk is dat een gedetineerde bij binnenkomst een keuze kan maken welke dozen hij op cel wenst en tevens dat de dozen voor aankomst al op inhoud waren gesorteerd. De PI Nieuwegein hanteert deze werkwijze niet, ongeacht of de dozen nu wel of niet op voorhand zijn gesorteerd. Hiervoor bestaat geen procedure. Dit is evenmin in de huisregels opgenomen. Het is voor de inrichting niet mogelijk om gedetineerden een keuzemogelijkheid te geven in welke dozen zij wel of niet wensen te ontvangen, gezien de daarvoor benodigde mankracht en het hoge aantal inkomende gedetineerden per dag. Het gaat, net zoals bij klager, veelal om zeer aanzienlijke hoeveelheden dozen die, of ze nu wel of niet gesorteerd zijn, hoe dan ook op contrabande moeten worden onderzocht. Dat de controle is begrensd tot zeven dozen is niet onredelijk. Dit is al ver boven het aantal toegestane persoonlijke bezittingen die klager op cel mag hebben. Het is juist dat klager hierdoor niet alle spullen op cel krijgt. Echter wat hij niet op cel wilde hebben, kon hij laten uitvoeren. Dit geldt ook voor de resterende drie dozen. Hierna had klager de mogelijkheid in te voeren wat hij wilde.

De directeur deelt de opvatting van de beklagrechter dat deze werkwijze onredelijk is niet. Het gaat om een algemene regel die op alle gedetineerden van toepassing is. Deze algemene regel is niet in strijd met hogere regelgeving. De stelling van klager dat hij geen familieleden of bekenden heeft die zijn in- en uitvoer kunnen regelen, is niet nader onderbouwd. Klager ontvangt persoonlijk bezoek. De werkwijze is ook niet inefficiënt. Het gaat om een beperkte invoer en de uitvoer vergt geen extra controles. Daarnaast wordt hiermee de eigen verantwoordelijkheid van de gedetineerde gestimuleerd. De gehanteerde werkwijze heeft ook niet tot een gebrek aan persoonlijke goederen bij klager geleid. Op de cellen geldt een maximum aan bijvoorbeeld broeken, shirts en dergelijke. Hieraan werd ruimschoots voldaan. De zorgplicht is hierin niet geschonden. Tevens is hem alsnog toestemming verleend eigen beddengoed uit de dozen te halen, omdat hieromtrent een persoonlijk ongemak zichtbaar werd. Klager kreeg overigens ook beddengoed vanuit de inrichting verstrekt. Er was geen sprake van een noodzaak, maar van coulance.

In de PI verblijven 400 gedetineerden. Het is voor de inrichting niet te doen om elke gedetineerde zelf de keuze te laten maken welke dozen hij bij binnenkomst wil invoeren. 

Standpunt van klager

Klager heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid in beroep zijn standpunt nader toe te lichten.

 

3. De beoordeling

De beroepscommissie gaat uit van de volgende feiten. Bij binnenkomst in de PI Nieuwegein vanuit de PI Leeuwarden had klager tien dozen met spullen. De BAD-afdeling heeft buiten aanwezigheid van klager zeven dozen willekeurig aangewezen die klager mocht invoeren. De overige drie dozen zijn achtergebleven in de fouillering. Deze drie dozen kon klager uitvoeren, waarna hij een selectie kon maken van de goederen die hij alsnog zou willen invoeren.

De directeur heeft in beroep toegelicht dat het niet gebruikelijk is dat een gedetineerde bij binnenkomst in de PI een keuze kan maken uit de dozen en heeft daarbij gewezen op de praktische bezwaren die dit oplevert. Vanwege de grootte van de gedetineerdenpopulatie in de inrichting is het volgens de directeur onmogelijk gedetineerden bij binnenkomst in de inrichting een keuze te laten maken uit de dozen die na overplaatsing worden ingevoerd, ongeacht of de dozen door klager wel of niet vooraf zijn gesorteerd. Het aantal goederen dat klager heeft mogen invoeren heeft de toegestane hoeveelheden op cel al ruim overschreden.

De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur aannemelijk heeft gemaakt dat het door de gedetineerde laten kiezen van de ingevoerde dozen op praktische bezwaren stuit. De beroepscommissie gaat er hierbij vanuit dat het klager bekend moet zijn geweest dat in detentie op cel slechts een beperkt aantal goederen voorhanden mag worden gehouden. De beroepscommissie neemt hierbij tevens in aanmerking dat de directeur klager tegemoet is gekomen door toe te staan dat hij meer goederen mag invoeren dan regulier mogelijk was en hem alsnog het beddengoed uit de resterende dozen te verstrekken. Klager heeft bovendien de mogelijkheid de goederen uit te voeren en alsnog na een selectie in te voeren.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Deze uitspraak is op 21 februari 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, F. van Dekken en drs. H. Heddema, leden, bijgestaan door mr. R. Kokee, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven