Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1187/TB, 25 september 2007, beroep
Uitspraakdatum:25-09-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/1187/TB

betreft: [klager] datum: 25 september 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.A.M. Kwakman, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 8 mei 2007 van de Staatssecretaris van Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 augustus 2007, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J.A.M. Kwakman, en namens de Staatssecretaris[...]. Als toehoorder namens de
Staatssecretaris was daarbij aanwezig [...].

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager over te plaatsen naar FPC De Rooyse Wissel (hierna: de Rooyse Wissel).

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 21 december 2000 veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf jaar onvoorwaardelijk met aftrek én ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Op 27 mei
2004
is klager opgenomen in de Dr. S. van Mesdagkliniek te Groningen (hierna: Van Mesdagkliniek). Op 21 december 2006 heeft de Van Mesdagkliniek de Minister van Justitie verzocht klager over te plaatsen naar een andere tbs-inrichting. Bij schrijven van 15
maart 2007 heeft de Van Mesdagkliniek dit verzoek nader toegelicht.
De Staatssecretaris heeft op 8 mei 2007 beslist klager over te plaatsen naar de Rooyse Wissel. Deze overplaatsing is half mei 2007 gerealiseerd.

3. De standpunten
Klager kan zich niet verenigen met zijn overplaatsing naar de Rooyse Wissel. Hij heeft in de Van Mesdagkliniek grote problemen gehad met medepatiënt [A], door wie hij onder meer is bedreigd. Er was sprake van dreigende blikken, fysieke confrontaties en
verbale bedreigingen. Bedoelde [A] heeft minstens tienmaal tegen klager gezegd dat hij hem zou vermoorden en opmerkingen gemaakt dat hij van een tandenborstel een steekwapen zou maken omdat hij toch niets meer te verliezen had. Eenmaal heeft [A] zelfs
een poging gedaan om hete olie naar klager te gooien. Klager heeft daarvan aangifte gedaan. Bedoelde [A] is overgeplaatst naar de Rooyse Wissel. Klager heeft het ministerie daarom bij brief van 10 april 2007 verzocht hem niet eveneens naar de Rooyse
Wissel over te plaatsen. Klager heeft zijn bezwaren nogmaals telefonisch aangegeven als ook tijdens het horen over de overplaatsingsbeslissing.
Volgens de door klager gemaakte samenvatting van zijn houding in de Van Mesdagkliniek kent klager niet altijd gevoelens van angst en achterdocht en is hij zeer wel in staat om een goede sfeer op de afdeling neer te zetten. Het herselectieverzoek
behelst
een minder rooskleurig beeld dan het verlengingsadvies. De Van Mesdagkliniek beweert dat klager conflicten met ook andere medepatiënten dan [A] heeft gehad, maar dat is onjuist en kan ook niet worden teruggevonden in de rapportages. Overigens is het
irrelevant hoe klager tegen andere patiënten aankijkt, daar hij geen bezwaren heeft tegen elke kliniek waar een voormalige patiënt van de Van Mesdagkliniek verblijft. Klager heeft alleen problemen met bedoelde [A] gehad. Klagers angst voor bedoelde [A]
is reëel. De overgelegde stukken bevestigen de agressie van [A] jegens klager. Angst voor een mogelijke confrontatie met [A] houdt klager dusdanig bezig, dat hij niet goed aan zijn behandeling zal kunnen werken, wat een vertragend effect zal hebben.
Klager verblijft nu in de locatie van de Rooyse Wissel te Maastricht, maar het is reëel dat hij en [A] in de toekomst beiden in Oostrum zullen verblijven en dat een confrontatie tussen hen niet kan worden uitgesloten. Klager vreest in dat geval voor
zijn leven. Hij kan zich daar niet veilig voelen.
Capaciteitsproblemen kunnen in dit geval niet worden tegengeworpen. Klager was geen passant en maakte met zijn overplaatsing zelf een plek vrij voor een andere patiënt. Bovendien rust er altijd een plicht op het ministerie om tot een redelijke
beoordeling te komen. Het verblijf van [A] in de Rooyse Wissel is een contra-indicatie voor klagers plaatsing in diezelfde inrichting.
Klager is half mei 2007 geplaatst op de afdeling Aswan I te Maastricht, een wachtafdeling voor patiënten die niet meer worden behandeld in afwachting van uitplaatsing naar een andere kliniek dan wel een longstayafdeling. Klager wordt daar niet
behandeld. De afdeling beschikt verder niet over een buitenlijn, waardoor klager al drie maanden geen contact heeft met zijn familie in Iran, terwijl hij eerder eens per week met hen sprak. Het regime van Aswan I lijkt verder erg op een
detentiesituatie. In 2002 is klager detentieongeschikt verklaard, waardoor hij eerder dan zijn v.i.-datum in een tbs-inrichting is geplaatst. Klager dient derhalve op een behandelafdeling te worden geplaatst, die de kliniek in Oostrum heeft. Nu [A] in
Oostrum verblijft, is er binnen de Rooyse Wissel dus geen goede oplossing voor klager te vinden. Als klager daar wordt geplaatst, moet men voortdurend goed opletten, hetgeen klagers behandeling niet ten goede komt.
Klager heeft geen gebruik gemaakt van het in de Van Mesdagkliniek gedane aanbod van zorg op maat op een psychoseafdeling, omdat hij geen psychose heeft maar daar voor zijn rust zou moeten verblijven. Op die afdeling lopen mensen als zombies rond en
klager zou zich daar niet veilig voelen, zodat hij dat geen optie vond.
Het beroep dient gegrond te worden verklaard. Klager dient een tegemoetkoming te worden toegekend die recht doet aan de vertraging die klager door de bestreden beslissing in zijn behandeling heeft opgelopen.

De Staatssecretaris heeft aangevoerd dat de bestreden beslissing in redelijkheid kon worden genomen. Gelet op het aselecte plaatsingssysteem en het bestaande capaciteitstekort gaat het belang van een spoedige plaatsing en voortzetting van behandeling
boven de wens van klager om niet in een bepaalde kliniek te worden geplaatst, tenzij er sprake is van een contra-indicatie. Die is er naar de mening van de Staatssecretaris niet. Blijkens het herselectieverzoek laat klager zich laat kennen als een man
met een narcistische persoonlijkheidsstoornis met theatrale en borderline trekken, paranoïd gekleurde depressieve belevingen, randpsychotische belevingen bij stress en vrees voor controleverlies met paranoïde inkleuringen. Hij tracht zich staande te
houden door dwangmatige overcontrole. Dit beïnvloedt ook het contact met medepatiënten, dat blijkens het verzoek tot herselectie en de nadere toelichting daarop van 15 maart 2007 vaak (zeer) problematisch verloopt. Klager voelt zich snel en vaak
bedreigd. De oorzaak daarvan ligt echter niet altijd en alleen bij anderen, maar maakt mede deel uit van zijn problematiek. In dat licht valt verzoekers angst voor een mogelijke confrontatie met [A] ook wel te verklaren. Deze angst valt echter
objectief
niet te rechtvaardigen. Volgens informatie van de opnamecoördinator van de Rooyse Wissel en de hoofdbehandelaar van de afdeling waar klager in de Van Mesdagkliniek verbleef, is de situatie met [A] geen op zichzelf staand geval en is aan klagers
problematiek inherent dat hij naar alle waarschijnlijkheid in iedere kliniek in gelijksoortige conflictueuze situaties verzeild zal raken. Gesteld wordt dat het herselectieverzoek een minder rooskleurig beeld geeft, maar klagers samenvatting geeft ook
alleen zijn eigen mening weer.
Klager is op een wachtafdeling geplaatst om te bezien op welke behandelafdeling hij vervolgens het beste kan worden geplaatst. De locatie te Maastricht is een tbs-setting en is ook als zodanig aangewezen. Confrontatie van klager met [A] is, zolang
klager op Aswan I verblijft, fysiek onmogelijk. [A]verblijft sinds oktober 2006 op de behandelafdeling Isis I, een afdeling voor intensieve zorg, te Oostrum. Alle behandelafdelingen van de kliniek bevinden zich in hetzelfde gebouw te Oostrum. Klager
zal
op enig moment wel overgeplaatst worden naar een behandelafdeling van de Rooyse Wissel. Dan zal confrontatie niet kunnen worden uitgesloten. De kliniek is echter op de hoogte van de situatie en zal daar rekening mee houden. Het aspect van problemen met
medepatiënten en juist [A] zal gelet op klagers problematiek een belangrijke plaats krijgen in zijn behandeling. Mocht afgezien daarvan in de toekomst daadwerkelijk de veiligheid van een van hen in het geding zijn, dan gaat de Staatssecretaris er van
uit dat de kliniek terzake adequate maatregelen zal nemen. Van een contra-indicatie voor plaatsing van klager in de Rooyse Wissel is derhalve geen sprake. Het beroep zal derhalve ongegrond moeten worden verklaard.

4. De beoordeling
Aan de orde is uitsluitend de beslissing van de Staatssecretaris om klager over te plaatsen naar de Rooyse Wissel. Op welke afdeling van die inrichting klager is geplaatst, is niet aan de orde, nu dit niet een beslissing van de Staatssecretaris is maar
van het hoofd van de Rooyse Wissel.

Krachtens artikel 12 Bvt dient een spoedige opname in een tbs-inrichting bewerkstelligd te worden met inachtneming van de in artikel 11 Bvt genoemde eisen.

Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in haar overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Uitgangspunt van het op grond van het IBO II-rapport destijds door de Minister van Justitie geformuleerde beleid is dat alle tbs-inrichtingen geoutilleerd zijn voor iedere ter beschikking gestelde, met uitzondering van een aantal speciale categorieën,
te weten vrouwen, zwakbegaafden en extreem beheers- en vluchtgevaarlijke ter beschikking gestelden. Daarnaast wordt onderscheiden naar de primaire psychopathologie: psychotische stoornis of persoonlijkheidsstoornis.

De Staatssecretaris heeft de beslissing tot overplaatsing van klager genomen met inachtneming van klagers geslacht, zijn intelligentie, de ten aanzien van hem gestelde diagnose en gegevens omtrent het al dan niet bestaan van een beheers/vluchtrisico,
alsmede de bestaande wachtlijsten.

In het licht van de gevoerde aselecte plaatsingssystematiek en het belang van een spoedige plaatsing wordt door de Staatssecretaris geen rekening gehouden met voorkeur van een ter beschikking gestelde voor plaatsing in een bepaalde inrichting of regio,
tenzij er sprake is van een contra-indicatie om een ter beschikking gestelde te plaatsen waar hij het snelst kan worden opgenomen.

De door klager tegen de overplaatsingsbeslissing aangevoerde bezwaren van onveiligheid en belemmerende werking daarvan op zijn behandeling gezien het verblijf van oud-medepatiënt [A] in de Rooyse Wissel, worden door de Staatssecretaris niet als een
contra-indicatie voor overplaatsing naar de Rooyse Wissel gezien, omdat de problematiek met medepatiënten en met [A] in klagers behandeling een plaats zal krijgen en er verder van uit wordt gegaan dat de Rooyse Wissel bij daadwerkelijke problemen
tussen
klager en [A] en daaruit voortvloeiende onveiligheid adequate maatregelen zal treffen.

Naar het oordeel van de beroepscommissie zijn de door klager aangevoerde bezwaren evenwel dermate zwaarwegend dat de Staatssecretaris in redelijkheid niet tot de bestreden overplaatsingsbeslissing heeft kunnen komen.
Immers, als onbestreden staat vast dat klager in de Van Mesdagkliniek ernstige problemen met medepatiënt [A] heeft gehad, dat klager door [A] is bedreigd en aangevallen en dat hij daar psychisch veel last van heeft ondervonden en nog ondervindt.
Aangegeven is dat een en ander door de Rooyse Wissel in de behandeling van klager zal worden meegenomen. De wijze waarop door een tbs-inrichting invulling wordt gegeven aan een tbs-behandeling staat op zich niet ter beoordeling van de beroepscommissie.
Echter, nu alle behandelafdelingen van de Rooyse Wissel zich in hetzelfde gebouw te Oostrum bevinden, kan bij de toekomstige plaatsing van klager aldaar de mogelijkheid van een confrontatie tussen klager en [A] niet worden uitgesloten en zullen de in
het geval van het ontstaan van problemen en onveiligheid door de Rooyse Wissel te nemen maatregelen waarop de Staatssecretaris doelt uitsluitend beperkende maatregelen of zelfs mogelijk een overplaatsing kunnen betreffen. Daarmee wordt naar het oordeel
van de beroepscommissie geen rekening gehouden met de invloed die alleen al van de mogelijkheid van confrontaties op zichzelf op klager en zijn behandeling kan uitgaan, los van de vraag of klager en [A] elkaar daadwerkelijk wel of niet zullen
tegenkomen
in de inrichting. Niet weersproken en zeker niet uit te sluiten is dat dit, juist gezien klagers problematiek, aan klagers behandeling in de weg zal staan.
De omstandigheid dat klager volgens de Van Mesdagkliniek en de Rooyse Wissel vanwege zijn problematiek op zichzelf al aanleg heeft om in conflict met medepatiënten te komen, kan aan vorenstaand oordeel niet zonder meer afdoen.
Het is derhalve in het belang van klagers behandeling niet redelijk en billijk om hem juist te plaatsen in die kliniek waar oud-medepatiënt [A], met wie klager ernstige problemen heeft, verblijft. Het belang van een spoedige plaatsing moet in dit geval
dan ook van minder gewicht worden geacht dan het behandelbelang van klager.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen moet de beslissing klager over te plaatsen naar de Rooyse Wissel, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve gegrond worden
verklaard. Nu de bestreden beslissing op materiële grond dient te worden vernietigd zal de beroepscommissie met toepassing van het bepaalde in artikel 66, derde lid, onder a van de Bvt in verbinding met artikel 69, vijfde lid van de Bvt de Minister
opdragen uitspraak binnen uiterlijk een maand na ontvangst van en met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen.

Klager zal ten gevolge van de inmiddels onjuist bevonden beslissing enige behandelachterstand oplopen. Hij verblijft immers sinds half mei 2007 op een wachtafdeling in afwachting van plaatsing op een behandelafdeling van een inrichting, waarvoor hij in
redelijkheid niet geselecteerd had mogen worden en zal, bij overplaatsing naar een andere tbs-inrichting, opnieuw op een wachtafdeling worden geplaatst om te kunnen bezien op welke behandelafdeling hij het beste kan worden geplaatst.
Voor een zodanig niet meer ongedaan te maken rechtsgevolg dient klager een tegemoetkoming te worden geboden. De beroepscommissie stelt deze vast op € 250,= voor elke maand dat klager ten onrechte in de tbs-inrichting de Rooyse Wissel heeft verbleven.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond op materiële grond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de Staatssecretaris op binnen uiterlijk een maand na ontvangst van en met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing te
nemen.
Zij bepaalt de aan klager te laste van de Staatssecretaris toekomende tegemoetkoming op
€ 250,= voor elke maand dat klager ten onrechte in de tbs-inrichting de Rooyse Wissel heeft verbleven.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, mr. H. Heijs en mr. drs. T.A.M. Louwe, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 25 september 2007

secretaris voorzitter

Naar boven