Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/21606/JA en 21/22030/JA, 15 november 2021, beroep
Uitspraakdatum:15-11-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/21606/JA en 21/22030/JA         

Betreft [klager]

Datum 15 november 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager], geboren op [geboortedatum] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft – voor zover in het beroep aan de orde – beklag ingesteld tegen:

a.  de omstandigheid dat hij op 8 januari 2021 om 08:45 uur niet in de gelegenheid is gesteld om te douchen (H-2021-39);

b.  de ordemaatregel van uitsluiting van activiteiten van 8 januari 2021 om 08:45 uur tot en met 9 januari 2021 om 17:00 uur (H-2021-40);

c.  handboeien/visitatie (H-2021-60);

d.  de afwijzing van klagers aanbod om de vanwege aangetroffen contrabande opgelegde disciplinaire straf te verrekenen met de opgelegde ordemaatregelen; en

e.  de drie (verlengde) ordemaatregelen van uitsluiting van activiteiten van 9 januari 2021 om 17:00 uur tot en met 12 januari 2021 om 15:00 uur.

De beklagcommissie bij de Rijks Justitiële Jeugdinrichting (RJJI) De Hunnerberg te Nijmegen heeft op 17 mei 2021 beklag a. en b. ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in beklag c. De uitspraken van de beklagcommissie zijn bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager en mr. A.B.E. van Kan, waarnemer van klagers raadsman mr. Th. Boumans, gehoord op de zitting van 13 oktober 2021 in de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht.

De directeur van de RJJI De Hunnerberg (hierna: de directeur) heeft schriftelijk laten weten niet op de zitting te verschijnen.

Klagers ouders waren als toehoorder aanwezig. Hiervoor heeft klager, die de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt, ten overstaan van de beroepscommissie toestemming gegeven. […], adviseur bij de Afdeling advisering van de RSJ, was eveneens als toehoorder aanwezig.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Beklag a: op 8 januari 2021 is klager ten onrechte niet in de gelegenheid gesteld om te douchen. Vanwege de op diezelfde dag opgelegde ordemaatregel moest hij op zijn kamer blijven. In de inrichting wordt een rooster gebruikt met drie fasen, waarbij klager tussen 08:00 uur en 09:00 uur tijd had om te douchen.

Beklag b: op 8 januari 2021 is aan klager ten onrechte een ordemaatregel opgelegd. Het is niet duidelijk waarom en hoe hij in verband is gebracht met het incident. Klager heeft met een afdelingshoofd een gesprek gehad, maar toen is hem niet gevraagd of hij gehoord wilde worden in het kader van de op te leggen ordemaatregel, althans is niet aangekondigd dat hij werd gehoord.

Beklag c: volgens de beklagcommissie heeft klager zijn klacht niet voldoende nauwkeurig omschreven. Bij de kamercontrole van 8 januari 2021 is klager gevisiteerd en geboeid. Het valt niet in te zien waarom dit noodzakelijk was, aangezien hij zich rustig hield. Klager handhaaft deze klacht en verzoekt bij een gegrondverklaring van het beroep om een tegemoetkoming. Er is niet goed naar hem geluisterd.

Beklag d: tijdens de kamercontrole zijn plastic handschoenen, medicatie, twee magneten en een alarminstructie weggenomen, terwijl het bezit van deze voorwerpen eerder wel werd toegestaan. Het klopt dat klager contrabande (shag, aansteker en vloei) in zijn bezit had. Daarvoor wordt doorgaans een disciplinaire straf opgelegd van drie dagen opsluiting in de eigen kamer. Klager heeft gevraagd of deze sanctie kon worden verrekend met de eveneens opgelegde ordemaatregel, maar daarmee werd niet ingestemd. Het is niet duidelijk of klager hierover in juridische zin kan klagen.

Beklag e: klager is van 8 januari 2021 tot en met 12 januari 2021 ten onrechte van de groep geplaatst, wat ook nog eens tijdens corona is gebeurd op het moment dat een personeelslid was besmet. Klager heeft zich echter afzijdig gehouden van het incident en wist niets van wat er was gebeurd. De klacht ziet op de kamerplaatsing en op het gehele tijdelijke verblijf elders (TVE). Klager wenst hiervoor € 6,25 per uur schadevergoeding/compensatie.

Standpunt van de directeur

De directeur heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep niet toegelicht.

 

3. De beoordeling

Beklag a.

Pas ter zitting van de beroepscommissie stelt klager dat hij volgens zijn dagprogramma mocht douchen tot 09:00 uur. Deze stelling heeft klager niet (met stukken) onderbouwd, terwijl uit het dossier blijkt dat hij op 8 januari 2021 om 07:15 uur is gewekt en tot 08:00 uur de gelegenheid had om te douchen. Wat klager in beroep heeft aangevoerd over beklag a. kan daarom niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. De beroepscommissie verklaart het beroep in zoverre ongegrond.

Beklag b.

Wat klager in beroep heeft aangevoerd over beklag b, waaronder het horen voorafgaand aan het opleggen van de (eerste) ordemaatregel, kan niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. De beroepscommissie verklaart het beroep daarom in zoverre ongegrond.

Beklag c.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij deze klacht onvoldoende heeft geconcretiseerd. Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de beklagcommissie op goede gronden en met juistheid op deze klacht beslist. Zij verklaart het beroep daarom in zoverre ongegrond.

Uit het dossier, waaronder klagers klaagschriften, volgt dat hij nog twee klachten heeft ingediend waarop de beklagcommissie niet heeft beslist. Het betreft de afwijzing van klagers aanbod om de aan hem opgelegde disciplinaire straf te verrekenen met de opgelegde ordemaatregelen (beklag d) en de drie ordemaatregelen van uitsluiting van activiteiten van 9 januari 2021 tot en met 12 januari 2021 (beklag e). De kern van klagers bezwaren bestaat uit de kamerplaatsing (door klager TVE genoemd) in deze periode, naar aanleiding van een geweldsincident op 7 januari 2021. Nu de beklagcommissie zich over deze onderdelen niet heeft uitgelaten, zal de beroepscommissie om proceseconomische redenen als eerste en enige instantie beslissen op beklag d. en beklag e.

Beklag d.

De beroepscommissie kan beklag d. niet inhoudelijk beoordelen, omdat dit geen door of namens de directeur genomen beslissing is waartegen klager een klacht kan indienen (zie artikel 65, eerste lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen, (Bjj)). De beroepscommissie zal klager daarom niet-ontvankelijk verklaren in beklag d.

Beklag e.

Er staat wel beklag open tegen:

1.  de ordemaatregel van insluiting van activiteiten, voor de duur van twee dagen, ingaande op 9 januari 2021 om 17:00 uur;

2.  de ordemaatregel van (gedeeltelijke) uitsluiting van activiteiten/een aangepast dagprogramma voor de duur van één dag, ingaande op 11 januari 2021 om 17:00 uur; en

3.  de ordemaatregel van uitsluiting van activiteiten op 12 januari 2021 van 07:15 uur tot 15:00 uur, vanwege richting een groepsgenoot geuite bedreigingen.

De ordemaatregelen (zie ook beklag b) zijn, zo blijkt uit het dossier, opgelegd om onderzoek te doen naar een incident dat plaatsvond op klagers afdeling op 7 januari 2021. Op deze dag is een groepsgenoot gewond geraakt en op zijn kamer door meerdere jongeren in elkaar geslagen. De volgende dag zijn alle jongeren op kamer geplaatst om verder onderzoek te doen en hun betrokkenheid bij het incident vast te stellen. Aan alle jongeren werd gevraagd openheid te geven over mogelijke conflicten tussen hen onderling. In meerdere gesprekken, en ten overstaan van de beroepscommissie, heeft klager aangegeven dat hij niets met het incident te maken heeft gehad en dat hij niets weet. Op het moment dat hij (en andere jongeren) het bericht kregen dat zij de volgende dag weer konden ‘instromen’ met verscherpte maatregelen c.q. doseerprogramma’s, werden klager (en andere jongeren) verbaal agressief en dreigend naar de betreffende groepsgenoot. Dit gedrag zorgde ervoor dat het onveilige leefklimaat als gevolg van het ernstige incident bleef bestaan.

Gezien de aard en de ernst van het incident, zoals hierboven is beschreven, heeft de directeur de ordemaatregelen in redelijkheid kunnen opleggen. Op klagers afdeling was een onveilige situatie ontstaan en naar de mishandeling van en bedreigingen richting de groepsgenoot, alsook klagers mogelijke betrokkenheid daarbij, moest begrijpelijkerwijs onderzoek worden gedaan. De ordemaatregelen waren daarom noodzakelijk om de orde en de veiligheid op de afdeling te bewaken (artikel 24, eerste en tweede lid, van de Bjj). De beroepscommissie zal beklag e. dan ook ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag a. tot en met c. ongegrond en bevestigt de uitspraken van de beklagcommissie, voor zover in beroep aan de orde.

De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in beklag d.

De beroepscommissie verklaart beklag e. ongegrond.

Deze uitspraak is op 15 november 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. P. de Bruin, voorzitter, mr. E. Lucas en dr. J.G. Vinke, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven