nummer: 07/457/GM
betreft: [klager] datum: 25 september 2007
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen medisch handelen door of namens de tandarts verbonden aan de locatie De Dordtse Poorten te Dordrecht,
alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 20 februari 2007 van de bemiddeling door de tandheelkundig adviseur bij het ministerie van Justitie.
Ter zitting van de beroepscommissie van 1 juni 2007, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. C.P. van Dijk.
De tandarts verbonden aan de locatie De Dordtse Poorten heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de tandheelkundig adviseur van 26 januari 2007, betreft:
a. het ontbreken van de nodige zorg voor en behandeling van een bloeding ten gevolge van het knappen van hechtingen in de kaak, en
b. het niet plaatsen en/of vervangen van kronen.
2. De standpunten van klager en de tandarts
Door en namens klager is het volgende aangevoerd.
De klacht is met name gericht tegen het niet adequaat behandelen van klager aan zijn onderkaak en tanden. Door de tot nog toe uitgevoerde behandelingen is grote schade ontstaan aan zijn gebit. Door de slechte zorg is er een gat ontstaan in zijn
onderkaak en zijn tanden schots en scheef gaan staan. Ook is klagers gebit nog steeds gevoelig.
Door al die problemen aan zijn onderkaak, ontstaan er ook problemen aan zijn bovenkaak. Zo zouden er kronen geplaatst moeten worden. Klager is weliswaar behandeld door een kaakchirurg, maar deze heeft die behandeling ook niet goed genoeg uitgevoerd.
Klager wilde daarom graag worden behandeld door zijn eigen tandarts.
Reden van de problemen is het over elkaar groeien van klagers tanden. Hierdoor ontstaan regelmatig kaakontstekingen. Als mogelijke oplossing voor die problemen is tegenover klager aangegeven dat er kronen geplaatst zouden kunnen worden. Een dergelijke
plaatsing was volgens de tandarts echter tijdens detentie niet mogelijk.
Bij gelegenheid van een behandeling door de kaakchirurg is tegen klager gezegd dat hij bij eventuele complicaties direct, door tussenkomst van de medische dienst van de inrichting, contact moest opnemen met de chirurg. Op 12 januari 2007 knapte een
door
de kaakchirurg geplaatste hechting, waardoor een wondgat ontstond. Daarbij ontstond ook een bloeding. Klager heeft dit direct gemeld en verzocht om behandeling door de medische dienst. Klager is echter pas op 15 januari 2007 voor het eerst gezien door
iemand van de medische dienst. Op 16 januari 2007 is hij vervolgens door de inrichtingstandarts gezien. Die was van oordeel dat er geen behandeling door de kaakchirurg nodig was en dat het wondgat vanzelf wel zou dichtgroeien. Klager kon pas één week
later naar de kaakchirurg. Deze gaf toen aan dat hij voor klager, gelet op het tijdsverloop tussen het knappen van de hechting en het bezoek aan de chirurg, niets meer kon betekenen. Klager is van mening dat, indien hij tijdig was doorgezonden naar de
kaakchirurg, de schade geminimaliseerd had kunnen worden.
Met betrekking tot de kronen geldt nog dat niet is gebleken dat de tandarts een machtiging heeft gevraagd bij de tandheelkundig adviseur. Volgens klager zou, indien daarom zou zijn verzocht, mogelijk wel een machtiging zijn afgegeven voor het plaatsen
van kronen. Klager is immers veroordeeld tot een lange gevangenisstraf en moet nog langere tijd in detentie doorbrengen.
De tandarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de tandheelkundig adviseur, schriftelijk toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt. Klager is door de tandarts voor het eerst gezien op 12 december 2006. Hij gaf toen aan druk te voelen op het
voorfront en last te hebben van scheefstaande tanden. Naar aanleiding van de gemaakte röntgenfoto’s is geconcludeerd dat er een te grote radiolucentie was van de apices 41 en 42. Om die reden hadden er in januari en juni endo’s en apex-resecties
plaatsgevonden. Klager is door de tandarts verwezen naar de kaakchirurg. Op 9 januari 2007 heeft deze aan de 41 en 42 andermaal een apex-resectie uitgevoerd en daarnaast nog een retrograde afsluiting gemaakt in verband met peri-apicites. Een aantal
dagen later is er een hechting gesprongen. Op 16 januari 2007 is klager door de tandarts gezien. De tandarts concludeerde dat de wond in zijn kaak zich nog niet gesloten had. Op 23 januari 2007 bleek die wond nog steeds niet gesloten. Klager is
vervolgens naar de kaakchirurg verwezen zodat deze de wond kon aviveren en sluiten. Klager heeft vervolgens verzocht om toestemming voor behandeling door zijn eigen tandarts. Dit omdat het plaatsen van kronen door de inrichtingstandarts tijdens
detentie
niet mogelijk is. De tandarts van klager heeft desgevraagd aangegeven dat hij een dergelijke behandeling door hem niet noodzakelijk achtte en dat hij daarom niet naar de inrichting wilde komen. Het plaatsen van kronen en het rechtzetten van het
onderfront kan niet geschieden tijdens detentie. De tandarts is van mening dat aan klager voldoende zorg is geboden. Hij is in één jaar tijd 27 maal bij de inrichtingstandarts geweest en vier keer bij de kaakchirurg.
3. De beoordeling
Als onweersproken is in verband met onderdeel a van de klacht vast komen te staan dat:
- klager op 9 januari 2007 is behandeld door de kaakchirurg, die na behandeling een wond in klagers kaak heeft gehecht;
- klager op 12 januari 2007 (op woensdag) heeft verzocht om behandeling van een gesprongen hechting;
- dat de tandarts klager pas op 16 januari 2007 heeft gezien en toen de openstaande wond aan de kaak niet heeft behandeld maar heeft aangegeven een en ander één week te willen aanzien.
- dat de tandarts klager op 23 januari 2007 heeft gezien en klager heeft verwezen naar de kaakchirurg in verband met de (nog) niet gesloten kaakwond.
Indien sprake is van een gesprongen hechting, zoals deze zich in het onderhavige geval voordeed, dient die hechting ofwel opnieuw te worden aangelegd (door de tandarts) of dient klager per ommegaande te worden verwezen naar de kaakchirurg voor het
opnieuw sluiten van de wond. Het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien, leidt tot het oordeel dat het handelen van de tandarts ten aanzien van dit onderdeel van de klacht moet worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm
neergelegde norm. Het beroep zal derhalve in zoverre gegrond worden verklaard.
Nu de gevolgen van dat handelen niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, acht de beroepscommissie termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming van € 50,=.
Ten aanzien van onderdeel b van de klacht overweegt de beroepscommissie het volgende.
Toen klager verzocht om plaatsing en/of vervanging van kronen dan wel het laten rechtzetten van zijn ondergebit, heeft de tandarts geoordeeld dat dit niet kon geschieden in detentie. Om die reden heeft hij aan het daartoe strekkende verzoek van klager
geen gevolg gegeven. De tandarts kwam tot dat oordeel in het licht van het staande verstrekkingsbeleid van het Ministerie van Justitie ten aanzien van ingrepen als de onderhavige.
De beroepscommissie is bekend met de procedure die geldt voor bijzondere verrichtingen door inrichtingstandartsen. Voor het mogen doen van een dergelijke verrichting dient de tandarts machtiging aan te vragen bij het ministerie. Hoewel die machtiging
in
een geval als het onderhavige naar verwachting niet zal worden verleend, ontslaat dat de tandarts niet van de verplichting om die machtiging aan te vragen alvorens mede te (kunnen) delen dat de gevraagde verrichting niet mag worden verricht. Gelet
daarop dient het beroep op formele gronden gegrond te worden verklaard. De beroepscommissie zal om die reden een financiële tegemoetkoming van € 10,= toekennen.
De beroepscommissie merkt nog op het te betreuren dat de afhandeling van dit beroep om organisatorische redenen zo lang heeft geduurd.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de locatie Dordtse Poorten toekomende tegemoetkoming op € 60,=.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, P. Hanedoes, tandarts, en dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 25 september 2007
secretaris voorzitter