Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/24050/SGA, 5 november 2021, schorsing
Uitspraakdatum:05-11-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/24050/SGA    

           

Betreft verzoeker

Datum 5 november 2021

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van verzoeker (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting Arnhem (hierna: de directeur) heeft op 2 november 2021 aan verzoeker een disciplinaire straf opgelegd van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, vanwege het aantreffen van contrabande in verzoekers cel, ingaande op 2 november 2021 om 10.15 uur en eindigend op 7 november 2021 om 10.15 uur.

Verzoekers raadsvrouw, mr. M.W. Bouwman, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (A-2021-362).

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

De voorzitter overweegt als volgt.

Uit de stukken komt naar voren dat tijdens een celinspectie op 29 september 2021 in verzoekers cel contrabande is aangetroffen, waaronder zeven micro SD kaartjes en één micro SD reader. De directeur heeft verzoeker vervolgens gehoord en daarbij aan verzoeker aangegeven dat er nader onderzoek gedaan zou worden naar de aangetroffen micro SD kaartjes. In afwachting van de uitkomst van dat onderzoek, zou aan verzoeker (nog) geen disciplinaire straf opgelegd worden. Op 27 oktober 2021 is uit het onderzoek gebleken dat de aangetroffen micro SD kaartjes pornografisch materiaal betroffen. Vervolgens heeft de directeur op 2 november 2021 aan verzoeker een disciplinaire straf opgelegd voor de aangetroffen micro SD kaartjes.

Uit artikel 50, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) volgt dat de directeur zo snel mogelijk beslist over het opleggen van een disciplinaire straf nadat hem dit verslag, als bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de Pbw, is gedaan. Uit jurisprudentie van de beroepscommissie volgt dat hiervoor een termijn van 24 uur geldt en dat slechts vanwege bijzondere omstandigheden van deze termijn kan worden afgeweken. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is in het onderhavige geval onvoldoende gebleken van bijzondere omstandigheden. De voorzitter neemt hierbij in aanmerking dat het aantreffen van de micro SD kaartjes én de overige aangetroffen contrabande aangemerkt kan worden als een feit dat onverenigbaar is met de orde of veiligheid in de inrichting dan wel met een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming, zoals bepaald in artikel 50, eerste lid, van de Pbw. Om die reden was alleen al het aantreffen van de contrabande voldoende grondslag voor het opleggen van een disciplinaire straf aan verzoeker. Niet duidelijk is geworden waarom de directeur de uitkomst van het onderzoek naar de micro SD kaartjes wilde afwachten voordat aan verzoeker een disciplinaire straf opgelegd kon worden. Dat de uitslag van dit onderzoek gemaild is naar een directielid die niet aanwezig was om het verslag af te handelen, doet aan het voorgaande evenmin af. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter, en gelet op al het voorgaande, had het verslag eerder afgehandeld moeten en kunnen worden door de directeur. Gelet op het voorgaande zal het verzoek worden toegewezen.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

 

Deze uitspraak is op 5 november 2021 gegeven door mr. R.H. Koning, voorzitter, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven