nummer: 07/2493/GV
betreft: [klager] datum: 24 september 2007
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.Th.M. Demmer, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 14 september 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.
2. De standpunten
Namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit is als volgt toegelicht. Tijdens de bevalling van klagers vrouw zijn complicaties opgetreden, waardoor zij het ziekenhuis niet mag
verlaten. Gewoonlijk verblijven klagers vrouw en dochtertje bij zijn ouders. Van 18 tot en met 23 september 2007 staan de ouders op een beurs in Utrecht, alwaar ze ook overnachten. De ouders van klager zijn zelfstandige ondernemers. De relatie met de
familie van klagers vrouw is ernstig verstoord. Verder hebben klager en zijn vrouw geen vrienden of buren die op hun dochtertje kunnen passen. De ouders van klager hebben in hun omgeving hulp proberen te vinden voor de verzorging en opvoeding van het
dochtertje. Zij zijn daar echter niet in geslaagd. Kraamzorg is niet aan de orde. De vrouw van klager dient immers in het ziekenhuis te verblijven. Bovendien is kraamzorg niet 24 uur per dag en zeven dagen in de week beschikbaar. Indien klager niet
voor
zijn dochter van anderhalf jaar kan zorgen zal dat tot de situatie leiden dat de geestelijke belangen en/of gezondheid van het dochtertje worden bedreigd. Dit zal leiden tot bemoeienis van de Raad voor de kinderbescherming en kan een
beschermingsmaatregel zoals een (voorlopige) ondertoezichtstelling en een (spoed)uithuisplaatsing opleveren. Dit zal jaarlijks worden gehaald tot het achttiende levensjaar van het kind.
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager gaat van een wel erg smalle basis uit. Bevallingen en complicaties hierbij, komen vaak voor. Zelfs bij een goed verlopen bevalling had klager rekening kunnen houden met het feit
dat zijn vrouw direct na een bevalling niet in staat zou zijn voor haar dochtertje van anderhalf jaar te kunnen zorgen. Er is dan ook geen sprake van een bijzonder onverwachte gebeurtenis. Reeds in een vroeg stadium had hier een en ander voor geregeld
kunnen worden, bijvoorbeeld door het inhuren van oppas, kraamhulp of het achterblijven van één van de ouders van klager. Onvoldoende is aangetoond dat er voldoende inspanningen zijn gepleegd om alsnog voor opvang te zorgen. Klager had gelet op de
zwangerschap van zijn vrouw het een en ander kunnen regelen met betrekking tot zijn nog openstaande gevangenisstraf. Klager heeft kennelijk het risico willen nemen dat hij gedurende de zwangerschap door de politie zou worden opgepakt teneinde zijn nog
openstaande gevangenisstraf te ondergaan. Dat klager niet is opgeroepen voor een zelfmeldprocedure, heeft te maken met het feit dat hij vanaf 24 oktober 2006 geen vaste woon- of verblijfplaats had. Hierdoor was hij voor het Landelijk Coördinatiebureau
Arrestatiebevelen niet te traceren.
Op klagers verlofaanvraag is het volgende advies uitgebracht. De directeur van de locatie Lunette te Zutphen heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie maanden, wegens oplichting. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 28 september 2007.
Op grond van artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Klager
heeft strafonderbreking aangevraagd voor de verzorging van zijn dochtertje van anderhalf jaar van 18 september tot en met 23 september 2007. De ouders van klager zijn gedurende deze periode op een beurs in Utrecht en klagers vrouw verblijft in het
ziekenhuis. Uit de toelichting op het beroep komt onvoldoende naar voren dat klager alles heeft ondernomen om de verzorging van zijn dochtertje te regelen. Daar komt bij dat klager gedurende de zwangerschap van zijn vrouw ruim de tijd heeft gehad om
voor een oppas van zijn dochtertje te zorgen. De beslissing van de Minister is derhalve, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk. Het beroep is ongegrond.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 24 september 2007
secretaris voorzitter