nummer: 07/1116/GM
betreft: [klager] datum: 20 september 2007
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie PI Oosterhoek te Grave,
alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 13 april 2007 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.
Ter zitting van de beroepscommissie van 6 augustus 2007, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn klager, diens raadsman noch de inrichtingsarts verschenen.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt. Klagers raadsman, mr. E.R. Weening heeft schriftelijk laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen. Ook de inrichtingsarts verbonden aan de PI
Oosterhoek heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 15 maart 2007, betreft:
a. de aanname van een verpleegkundige dat de hoogte van klagers bloedsuikerspiegel veroorzaakt wordt door psychische problemen;
b. het door een verpleegkundige doen van uitspraken waartoe zij onbevoegd en/of ondeskundig is; en
c. het zonder toestemming van klager in de teamkamer leggen van een formulier met zijn medische gegevens.
2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is in beroep het volgende – schriftelijk – aangevoerd. Klager verzoekt allereerst om aanhouding van de behandeling van het beroep nu zijn raadsman verhinderd is ter zitting aanwezig te zijn en hij het beroep met bijstand van zijn
raadsman wenst toe te lichten. Voorts is aangevoerd dat klager het niet eens is met de zienswijze van de verpleegkundige, inhoudende dat door zijn psychische problemen de bloedsuikerspiegel ontregeld kan worden. Dat zou immers betekenen dat dit bij
veel
meer mensen zou moeten gebeuren. De verpleegkundige is geen psychiater of psycholoog en zij dient zich daarom te onthouden van dergelijke uitspraken. Het betreffende formulier had, zo wordt ook wel toegegeven, nooit in de teamkamer mogen worden gelegd.
Klager vraagt zich af of dit bewust is gebeurd. Hierdoor heeft het personeel kennis kunnen nemen van klagers (veronderstelde) psychische problemen. Klager vraagt zich af of het afdelingspersoneel wel op de hoogte is van zijn medische problemen, nu er
geen nieuw (juist) formulier in de teamkamer is bezorgd. Klager is ook van mening dat de reactie van de medisch adviseur is gebaseerd op diens onvrede over een door klager tegen haar ingediende klacht.
De inrichtingsarts heeft – schriftelijk – het volgende standpunt ingenomen.
Het beroep is niet zozeer gericht tegen de medische dienst als wel tegen de medische adviseur. De verpleegkundige heeft tegenover de medisch adviseur aangegeven dat zij een link gelegd heeft tussen de ontregelde suikerspiegel van klager en zijn
verblijf
in detentie. De verpleegkundige is volgens de arts gekwalificeerd om een dergelijk verband te leggen. Het betreffende formulier met medische gegevens had inderdaad niet in de teamkamer gelegd mogen worden. Die fout is vervolgens wel hersteld.
3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht en ziet geen aanleiding om de behandeling van het beroep aan te houden. Het daartoe strekkende verzoek van klager wordt daarom afgewezen.
Met betrekking tot de onderdelen a en b van het beroep overweegt de beroepscommissie dat noch uit hetgeen door en namens klager naar voren is gebracht noch uit de zich in het procesdossier bevindende stukken een reden aannemelijk wordt die zou maken
dat
de betreffende verpleegkundige de bestreden conclusie niet had mogen trekken. De gestelde invloed van de psychische conditie op de bloedsuikerspiegel is medisch gezien alleszins mogelijk en een verpleegkundige moet over voldoende kennis beschikken om
een dergelijke conclusie te mogen trekken. Gelet daarop moet worden geoordeeld dat het onderhavige (medisch) handelen van de verpleegkundige, het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien, niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in
artikel 28 Pm neergelegde norm. Deze onderdelen van het beroep zullen daarom ongegrond worden verklaard.
Met betrekking tot onderdeel c van het beroep overweegt de beroepscommissie dat er enerzijds een bepaalde noodzaak bestaat dat inrichtingsmedewerkers van klagers verblijfsafdeling op de hoogte zijn van klagers gezondheidstoestand maar dat anderzijds
het
betreffende formulier, zo blijkt uit de inlichtingen van de inrichtingsarts, kennelijk niet zonder toestemming van klager ter inzage aan het afdelingspersoneel mag worden gegeven. Hoewel er bij het in de teamkamer leggen van dat formulier sprake is
geweest van een kennelijke vergissing, welke vergissing zo snel als mogelijk is hersteld, moet toch worden geoordeeld dat in deze gehandeld is in strijd met de in artikel 28 neergelegde norm. Gelet daarom dient dit onderdeel van het beroep gegrond te
worden verklaard.
Naar het oordeel van de beroepscommissie is de enkele gegrondverklaring van het beroep voldoende tegemoetkoming voor klager. Zij zal daarom geen financiële tegemoetkoming toekennen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart de onderdelen a en b van het beroep ongegrond en verklaart onderdeel c van het beroep gegrond.
Zij bepaalt de aan klager geen tegemoetkoming wordt toegekend.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, L.E.M. Kleipool en dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 20 september 2007
secretaris voorzitter