Nummer 21/23769/GV
Betreft [klager]
Datum 29 oktober 2021
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)
1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 14 oktober 2021 klager (alsnog) strafonderbreking verleend voor de duur van zeven dagen.
Klagers raadsman, mr. T. van Assendelft de Coningh, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing. Klager wenst dat de duur van de strafonderbreking wordt verlengd met een maand.
De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager verzoekt de duur van de aan hem verleende strafonderbreking van zeven dagen te verlengen met een maand. Nu de reden van de strafonderbreking, anders dan verweerder aanneemt, tevens gelegen is in de noodzaak tot verzorging van klagers vader, is een strafonderbreking voor langere duur aangewezen. Klagers vader is opgenomen in een Marokkaans ziekenhuis. Daar gaat het er heel anders aan toe dan in Nederlandse ziekenhuizen. Wie goede zorg wil moet daar om vragen en daar ook deels zelf zorg voor dragen. Wie niet aan de bel trekt (en in gevallen voor bepaalde handelingen betaalt) wordt simpelweg niet geholpen. Marokko scoort laag op de index die de kwaliteit in de gezondheidszorg meet. Nu klagers vader in coma ligt is het cruciaal dat er te allen tijde een familielid aanwezig is in het ziekenhuis. Klagers moeder is al op leeftijd en zij kan niet de hele tijd alert en aanwezig zijn. Daarnaast kampt zij met gezondheidsproblemen, zoals volgt uit haar medisch dossier. Broers en zussen van klager die in de buurt wonen hebben gezinnen met schoolgaande kinderen en banen, waardoor ook zij die zorg niet kunnen verlenen. Klager is wel in staat de benodigde zorg te leveren, wat noodzakelijk is voor zijn vader. Klagers moeder en zijn zus hebben bovenstaande omstandigheden bevestigd. Tevens voeren zij aan dat klager een cruciale rol kan spelen in de verzorging van zijn vader. Ook de arts verklaart dat de aanwezigheid van een familielid noodzakelijk is, zoals volgt uit de meegestuurde doktersverklaring.
Standpunt van verweerder
Verweerder stelt zich in de beslissing van 14 oktober 2021 op het standpunt dat er op het eerste gezicht verschillende informatie lijkt te zijn verstrekt over het moment waarop de gezondheidstoestand van klagers vader bijzonder zorgelijk is geworden. Uit het advies van de medisch adviseur blijkt dat de gezondheid van klagers vader dermate zorgelijk is, dat een strafonderbreking op medische gronden is geïndiceerd. Het bericht dat klagers vader geen bezoek mag ontvangen in het ziekenhuis lijkt niet overeen te komen met dat wat door klagers moeder is gesteld. Er mag echter vanuit worden gegaan dat klagers vader in het ziekenhuis de zorg krijgt die door het ziekenhuis moet worden geleverd. Klagers aanwezigheid wordt daarvoor dan ook niet noodzakelijk geacht.
Gelet op het medisch advies ligt een strafonderbreking voor een omgekeerd (afscheids)bezoek aan klagers vader, die in kritieke toestand in het ziekenhuis in Marokko ligt, voor de duur van een week in de rede. Er bestaat geen noodzaak voor een lang(er) verblijf in Marokko. Deze noodzaak bestaat ook niet ten aanzien van een verblijf buiten de inrichting in Nederland, zodat klager te allen tijde bereikbaar is.
3. De beoordeling
Klager is sinds 14 juli 2021 (in Nederland) gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar en vier maanden met aftrek, wegens handelen in strijd met de Opiumwet en gekwalificeerde diefstal. Volgens klagers registratiekaart is (het resterende gedeelte van) deze straf op grond van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties overgedragen aan de Nederlandse justitiële autoriteiten. De einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 15 januari 2023.
In artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) staat dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Ingevolge artikel 36 van de Regeling kan strafonderbreking, voor zover in onderhavig geval van belang, worden verleend voor verzorging van een ernstig zieke ouder. Het verlenen van strafonderbreking is ook mogelijk voor een bezoek aan een in levensgevaar of ernstige psychische nood verkerende ouder van de gedetineerde (artikel 36, in samenhang bezien met artikel 23, van de Regeling).
Klager heeft verzocht om strafonderbreking om zijn vader te bezoeken die in kritieke toestand in het ziekenhuis in Marokko ligt en om zijn familie bij te staan. Dit verzoek is in eerste instantie afgewezen en klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld (21/23622/GV). De Minister heeft op 14 oktober 2021 alsnog beslist tot het verlenen van strafonderbreking voor de duur van zeven dagen. Tegen die beslissing is het onderhavige beroep gericht, omdat klager een strafonderbreking van langere duur wenst.
De beroepscommissie overweegt dat klager in zijn verzoek om strafonderbreking niet heeft aangegeven voor welke periode hij strafonderbreking wenst. Eerst in beroep voert klager aan dat hij een strafonderbreking voor de duur van een maand, bovenop de al aan hem verleende zeven dagen, wenst. Daarnaast voert klager eerst in beroep aan dat zijn verzoek voor strafonderbreking tevens is gelegen in de wens om zijn vader te verzorgen en dat daartoe noodzaak bestaat.
Verweerder heeft op basis van de informatie die voorhanden was ten tijde van de bestreden beslissing beslist dat een (afscheids)bezoek voor de duur van zeven dagen volstaat. De beroepscommissie is van oordeel dat deze duur passend is ten aanzien van het doel waarvoor strafonderbreking is verzocht en verleend. Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 29 oktober 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. Jongsma, voorzitter, F. van Dekken en mr. J.M.L. Niederer, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.
secretaris voorzitter