Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1236/GM, 20 september 2007, beroep
Uitspraakdatum:20-09-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/1236/GM

betreft: [klager] datum: 20 september 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie Maashegge te Overloon,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 4 mei 2007 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 augustus 2007, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, klager gehoord.
De inrichtingsarts verbonden aan de locatie Maashegge is niet ter zitting te verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 11 april 2007, betreft het niet toestaan een operatie aan het sleutelbeen, waarvoor klager eerder op een wachtlijst stond, tijdens detentie te laten uitvoeren.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft – zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd. Ongeveer drie maanden voor zijn detentie heeft klager zijn sleutelbeen gebroken bij een motorongeval. Klager is daarvoor toen bij de huisarts en in het ziekenhuis in Tilburg geweest. Toen
is
klager verteld dat een operatie niet direct noodzakelijk was. Hij heeft toen enige tijd met een mitella gelopen. Door de arbeid die klager in detentie moest verrichten, verergerden de klachten. Toen is contact geweest met een chirurg van het ziekenhuis
en zou er een operatie plaatsvinden. Door de verschillende overplaatsingen is er veel mis gegaan met behandeling van klagers breuk. Toen klager in de p.i. Vught verbleef is er overleg geweest tussen de inrichtingsarts en het ziekenhuis aldaar. Klager
is
in ’s-Hertogenbosch in het ziekenhuis geweest voor een röntgenfoto en een MRI-scan. Toen hij werd overgeplaatst naar de locatie Maashegge, zou hij in Boxmeer in het ziekenhuis worden behandeld. Die afspraak is toen niet door gegaan omdat het transport
niet bleek te zijn geregeld. Vervolgens kwam klager daadwerkelijk in de locatie Maashegge en daar werd hij arbeidsgeschikt verklaard. Uiteindelijk werd klager daar afdelingsreiniger omdat hij door de pijn het werk op de arbeid niet aan kon. Na de
MRI-scan heeft klager gesproken met de arts van de locatie Maashegge. Die vertelde klager dat de operatie ook na detentie zou kunnen worden uitgevoerd. Klager wil graag normaal kunnen functioneren in detentie. Hij zou over twee weken overgeplaatst
worden naar een zeer beperkt beveiligde inrichting. Zijn detentie eindigt in maart 2008. In september krijgt klager elektronisch toezicht. Overigens is klager van mening dat het medisch dossier veel fouten bevat.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt.
Er is contact geweest met de orthopedisch chirurg en deze heeft aangegeven dat een operatie ergens in de toekomst te overwegen is, maar dat dit niet noodzakelijkerwijs tijdens detentie hoeft te worden uitgevoerd.

3. De beoordeling
De beroepscommissie is van oordeel dat niet kan worden gezegd dat in onderhavig geval door of namens de inrichtingsarts voldoende zorgvuldig is gehandeld. Op zich staat onweersproken vast dat aan klager een toezegging is gedaan, dat hij zou worden
geopereerd aan een (oudere) sleutelbeenfractuur. Hij stond op de wachtlijst voor een dergelijke behandeling. Die operatie is vervolgens niet doorgegaan doordat van de zijde van justitie een fout is gemaakt met betrekking tot het transport van klager
naar het ziekenhuis. In een geval als het onderhavige had de inrichtingsarts zich – naar het oordeel van de beroepscommissie – moeten beijveren om de toen ingeslagen weg, in casu die van een operatie, door te zetten. Door dit niet te doen maar een
nieuw
oordeel van een medisch specialist op te vragen, heeft hij ten aanzien van klager onvoldoende zorgvuldig gehandeld.
Het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien, komt de beroepscommissie tot het oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts moet worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve gegrond
worden verklaard.
De beroepscommissie is van oordeel dat in dit geval kan worden volstaan met de enkele gegrondverklaring en dat deze gegrondverklaring voldoende tegemoetkoming voor klager is.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij bepaalt dat klager geen tegemoetkoming toekomt.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, L.E.M. Kleipool en dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 20 september 2007

secretaris voorzitter

Naar boven