Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/21996/TB, 21 september 2021, beroep
Uitspraakdatum:21-09-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/21996/TB

    
Betreft [klager]

Datum 21 september 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 25 juni 2021 beslist klager over te plaatsen van FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen naar FPC De Rooyse Wissel te Venray.

 

Klagers raadsman, mr. A.J. Sprey, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en […], namens verweerder, gehoord op de digitale zitting van 13 augustus 2021.

 

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie op het beroepschrift en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager is kort voor de overplaatsing overvallen door het feit dat hij zijn aquarium met vissen, een vogelkooi met twee vogels en zijn computer die hij in FPC Van Mesdag op zijn kamer had niet mocht meenemen naar FPC De Rooyse Wissel.

 

Een overplaatsing is volgens klager niet noodzakelijk en zal tot onnodige vertraging in zijn resocialisatietraject leiden. Eerder is in overleg met klagers voormalig raadsman gekeken maar mogelijkheden van overplaatsing, omdat klager stilstond en FPC Van Mesdag na het incident van juli 2020 niet met klager verder wilde. Daarbij is ook naar overplaatsing naar FPC De Rooyse Wissel gekeken, omdat daar een nieuwe, voor klager geschikte afdeling zou worden gerealiseerd.

 

Klagers raadsman heeft op 5 augustus 2021 de beschikking gekregen over de dubbelrapportage die is uitgebracht voor de verlengingszitting van september 2021. Daarin wordt door beide rapporteurs de koers van FPC Van Mesdag tot de toen nog voorgenomen overplaatsing van klager bekritiseerd en geadviseerd de overplaatsing te heroverwegen. Deze rapporteurs voorzien in een volgende kliniek dezelfde problemen als in FPC Van Mesdag en achten het aangewezen de behandeling in FPC Van Mesdag voort te zetten, ook na het incident tijdens verlof in juli 2020. Dit zou aanleiding kunnen zijn voor FPC Van Mesdag om hun koers bij te stellen. In de reactie van FPC Van Mesdag op de dubbelrapportage wordt onvoldoende daarop ingegaan. Niet duidelijk wordt waarom volgens deze kliniek een behandelpoging elders wel succesvol zou kunnen zijn.

 

Niet bekend is of verweerder ten tijde van de overplaatsingsbeslissing over de dubbelrapportage beschikte en de inhoud daarvan bij die beslissing heeft meegenomen. Het getuigt niet van zorgvuldige besluitvorming als niet wordt meegenomen dat overplaatsing van klager volgens bedoelde rapporteurs niet het gewenste effect zal hebben.

 

Verzocht wordt daarom het beroep gegrond te verklaren, de overplaatsingsbeslissing te vernietigen met de opdracht een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de inhoud van bedoelde dubbelrapportage en klager een tegemoetkoming toe te kennen van €650,- voor elke maand van onterecht verblijf in FPC De Rooyse Wissel.

 

Klager ervaart zijn verblijf in FPC De Rooyse Wissel als meer belastend dan het verblijf in een gevangenis. Hij zal pas uit de kliniek komen als zijn vader en moeder niet meer in leven zijn. Klager vindt het tijd dat hij uit de kliniek komt, maar heeft nu geen verlof en hij heeft gehoord dat hij weer van vooraf aan moet beginnen. Hij wil zijn ouders zonder handboeien om kunnen bezoeken, wat niet wordt toegestaan. Hij beschikt inmiddels wel over zijn vogelkooi en twee vogels. Zijn aquarium en computer staan bij zijn moeder, die daar niet blij mee is. Als het moet gaan zoals het nu gaat, hoeft het voor klager niet meer. Hij heeft zijn verantwoordelijkheid voor het incident in juli 2020 genomen en wil terug naar FPC Van Mesdag. Klager heeft daar zes jaar lang geen behandeling gekregen, maar in FPC De Rooyse Wissel wordt hem ook geen behandeling aangeboden.

 

Standpunt van verweerder

Het is niet aan verweerder maar aan het hoofd van een FPC om te beslissen over het mogen beschikken over goederen op de eigen kamer.

 

De overplaatsingsbeslissing is op goede gronden op verzoek van FPC Van Mesdag genomen en kan daarom niet onredelijk of onbillijk worden genoemd. In Pro Justitia-rapportages worden adviezen gegeven waarvan kan worden afgeweken. De dubbelrapportage dateert van vóór de bestreden overplaatsingsbeslissing. In het geval deze rapportage niet is meegenomen bij het nemen van de overplaatsingsbeslissing, kan de inhoud daarvan niet tot een andere beslissing leiden dan de genomen overplaatsingsbeslissing. De rapporteurs vragen zich af of de overplaatsing succesvol kan zijn. Er is nooit een garantie dat een overplaatsing succesvol uitpakt. Klagers behandeling stond al langere tijd stil nadat ondanks de behandelimpasse tevergeefs was geprobeerd klager te resocialiseren. Klagers medewerking daaraan is te gering geweest. In klagers belang is in overleg met hem en zijn raadsman gekeken naar mogelijkheden van overplaatsing voor tweede behandelkans. FPC De Rooyse Wissel werd ook door klager en zijn raadsman als een goede plek beschouwd. Gebleken is dat de nieuwe afdeling waar toen sprake van was er niet is gekomen, maar dat hem wel een andere passende plek kon worden en is gegeven. Het doel van FPC De Rooyse Wissel is een impuls te geven aan de samenwerking van klager om vorm te kunnen geven aan het benodigde risicomanagement voor verdere resocialisatie, wat in FPC Van Mesdag niet gelukt is. Klager heeft daar zonder succes verschillende behandelonderdelen ondergaan. Klager legt elke verantwoordelijkheid voor het verlofincident van juli 2020 bij de sociotherapeuten en er konden geen afspraken met klager worden gemaakt. Daardoor ziet FPC Van Mesdag geen mogelijkheden meer voor verdere behandeling van klager. Om die reden wordt hem nu in FPC De Rooyse Wissel een tweede behandelkans geboden in de hoop dat er nu wel samenwerking tot stand komt en klager zal kunnen resocialiseren.

 

Uit navraag bij FPC De Rooyse Wissel komt naar voren dat klager veel navraagt bij sociotherapie en zich over het algemeen aan de regels houdt. Klager wordt in de gelegenheid gesteld zijn ouders te bezoeken, het is zijn eigen keuze daaraan niet mee te werken. Bekeken wordt nog welk behandelperspectief er voor klager zal zijn. Naar verwachting zullen de verlofmogelijkheden aan de orde komen bij een eerstvolgend gesprek van de behandelaren met klager. 

 

3. De beoordeling

Aan klager is bij onherroepelijk geworden uitspraak de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege opgelegd. Klager verbleef vanaf 6 november 2013 in FPC Van Mesdag. Op 6 juli 2021 is klager op verzoek van FPC Van Mesdag overgeplaatst naar FPC De Rooyse Wissel. Klager is daar geplaatst op een afdeling voor patiënten met een laag sociaal-emotioneel ontwikkelingsniveau die net als klager op de grens van beneden gemiddeld en verbaal zwakbegaafd niveau functioneren.

 

Voor zover klager van mening is dat hem ten onrechte tbs is opgelegd, valt dat buiten de reikwijdte van dit beroep. Klager kan zijn bezwaren tegen het verlengen van de tbs voorleggen aan de rechter die over die verlenging beslist. In deze procedure gaat het alleen om klagers bezwaren tegen zijn overplaatsing naar FPC De Rooyse Wissel.

 

Ook het al dan niet mogen beschikken over goederen in de instelling van verblijf van klager is in dit beroep niet aan de orde, nu niet verweerder maar het hoofd van de instelling daarover beslist.

 

In beroep is alleen aan de orde of verweerder in redelijkheid op verzoek van FPC Van Mesdag klager heeft kunnen overplaatsen naar FPC De Rooyse Wissel.

 

Op grond van artikel 6.2 van de Wet forensische zorg moet verweerder bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden de volgende factoren meenemen in zijn overwegingen:

a.  de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt;

b.  de eisen die de verlening van forensische zorg aan de forensische patiënt gezien de aard van de bij hem geconstateerde psychische stoornis of verstandelijke beperking stelt; en

c.  de forensische zorgbehoefte en het beveiligingsniveau zoals opgenomen in de indicatiestelling.

 

Het uitgangspunt van het Beleidskader plaatsing TBS dwang van 17 oktober 2019 is dat een ter beschikking gestelde in een instelling binnen zijn eigen regio wordt geplaatst, tenzij sprake is van een contra-indicatie. Als een ter beschikking gestelde al in een instelling is geplaatst, wordt bij een verzoek om overplaatsing echter gekeken of een overplaatsing behandelinhoudelijk geïndiceerd is.

 

FPC Van Mesdag heeft verweerder verzocht klager over te plaatsen voor een nieuwe behandelkans in een ander FPC, nu sinds 2013 tevergeefs is getracht klager ondanks een behandelimpasse te resocialiseren. Klager werkt onvoldoende mee aan de behandeling van delictgerelateerde factoren en wenst op geen enkele manier mee te werken aan meer inzicht in zijn (seksuele) beleving waardoor het vormgeven van risicomanagement onvoldoende tot stand is gekomen. Klager heeft geen duidelijke uitleg gegeven over een aangetroffen telefoon tijdens zijn verlof in juli 2020 en het was niet mogelijk om met klager nieuwe afspraken te maken.

 

In de in het kader van verlenging van klagers tbs uitgebrachte dubbelrapportage wordt geadviseerd klagers behandeling in FPC Van Mesdag voort te zetten.

 

Psychiater De K. geeft in de rapportage van 3 juni 2021 aan dat overplaatsing van klager niet noodzakelijk is omdat zijn behandelbaarheid daardoor niet zal verbeteren en het risico door effectief risicomanagement van FPC Van Mesdag fors is verlaagd. Het verlofincident van juli 2020 is als een eenmalige uitglijder te beschouwen. Deze psychiater geeft verder aan dat niet is te verwachten dat klager zich in een andere kliniek meer open zal stellen voor het verder bespreken van delicten en seksualiteit, omdat zijn neiging tot externaliseren en zijn afweervormen van loochening en projectie dit verhinderen.

 

Psycholoog K. geeft in rapportage van 28 mei 2021 aan dat op basis van de ernst van klagers problematiek niet is te verwachten dat klager zich in een andere kliniek meer meewerkend zal opstellen. De aard van het verlofincident past bij zijn obstinate en eigenwijze houding, maar er is nauwelijks een relatie met een kans op recidive te leggen. Voor de inmiddels ontstane patstelling waarbij vooral ook klager nauwelijks meer wil bewegen, kan wellicht een derde partij zoals klagers advocaat een helpende hand reiken bij het vinden van een uitweg.

 

In het geval FPC Van Mesdag dat niet ziet zitten, dient de vervolginstelling volgens deze psycholoog snel resocialisatiestappen te zetten om te voorkomen dat klager opnieuw eerst jarenlang intramuraal zal moeten verblijven voordat er resocialisatiestappen gezet worden, omdat dat alleen tot verdere verharding zal leiden.

 

FPC Van Mesdag heeft in het verlengingsadvies van 2 augustus 20201 naar voren gebracht zich te kunnen vinden in de in de dubbelrapportage vermelde conclusies over klagers problematiek en delictgevaar. De instelling ziet echter geen verdere mogelijkheid meer om alsnog de noodzakelijke samenwerking van klager op het gebied van risicomanagement en meer onderkenning en acceptatie van het feit dat klager hulp nodig heeft te realiseren, terwijl zij dat wel noodzakelijk acht om klager verder vanuit de instelling te kunnen door resocialiseren naar een forensische RIBW. Klager is het niet eens met die koers van de instelling en meent dat hij vrijgelaten kan worden en met wat praktische ondersteuning toekan.

 

Onder de door FPC Van Mesdag genoemde omstandigheden is niet aannemelijk dat voortzetting van de behandeling van klager in die instelling alsnog enige kans van slagen zal hebben. Het moet daarom in klagers belang worden geacht dat hem een tweede behandelkans in een andere instelling wordt gegeven en daar geprobeerd wordt tot enige samenwerking te komen en de behandelimpasse te doorbreken, hoe moeilijk dat in het licht van klagers problematiek ook zal zijn. De wijze waarop in een FPC invulling wordt gegeven aan een tbs behandeling staat verder niet ter beoordeling van de beroepscommissie.

 

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt en wordt geen aanleiding gezien verweerder een nieuwe beslissing te laten nemen met inachtneming van de inhoud van genoemde dubbelrapportage. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 21 september 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uitmr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. M.R. Daniel en drs. J.E. Wouda, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven