Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/21715/TA, 21 september 2021, beroep
Uitspraakdatum:21-09-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/21715/TA   

           

Betreft [klager]

Datum 21 september 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van het hoofd van FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen (hierna: de instelling)

 

1. De procedure

[klager] (hierna: klager) heeft, voor zover in beroep aan de orde, beklag ingesteld tegen  de beslissing van 3 februari 2021 tot het opleggen van een afzonderingsmaatregel vanwege oplopende spanningen bij klager.

De beklagcommissie bij de instelling heeft op 3 juni 2021 het beklag over de oplegging van de maatregel ongegrond verklaard en het beklag gegrond verklaard voor zover de maatregel na 17 februari 2021 voortduurde en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €60,- (Me 2021-63). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Het hoofd van de instelling heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft […], jurist bij de instelling, en klager via een telefonische verbinding gehoord op de zitting van 13 augustus 2021.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van het hoofd van de instelling

Het behandelteam heeft heel bewust gekozen voor een opbouw van vrijheden in kleine stappen alvorens de afzondering op te heffen, omdat klager al wekenlang bij het minste geringste ontregelde en al sinds maanden gepreoccupeerd leek te zijn met onrecht dat hem naar zijn mening is aangedaan en daarover oplaaide. Dit uitte zich in schreeuwen en dreigen dat hij het op afzondering zou laten aankomen. Tevens heeft klager de behandelcoördinator bedreigd dat hij haar zou mishandelen tot zij net niet dood zou gaan.

Het terugplaatsen op de afdeling is prikkelverhogend. Gevreesd werd voor nieuwe escalaties bij een te snelle opbouw van vrijheden. Klager gaf ook zelf in eerste instantie aan niet mee te willen werken aan een terugkeer naar de afdeling. Daarom kon niet worden volstaan met een minder zware maatregel als afdelingsarrest. Bewust is ervoor gekozen klager op 17 februari 2021 met behoud van de afzonderingsmaatregel eerst op kamer 12 van de afdeling te plaatsen. Toen dit goed ging en klager ook met de psychiater over medicatiewijziging had gesproken, is besloten klager op 22 februari 2021 met behoud van de afzonderingsmaatregel naar zijn eigen kamer op de afdeling te laten terugkeren.

Volgens afspraak is de afzondering na een positieve evaluatie op 25 februari 2021 omgezet in een programma met bloktijden. In de evaluatie heeft klager aangegeven dat hij te veel spanningen en frustraties voor zich heeft gehouden en niet heeft gedeeld.

Er is over de gehele periode van de afzondering een voortgangsrapportage bijgehouden. In de beklagprocedure is alleen de voortgangsrapportage met relevante afspraken met klager overgelegd.

Standpunt van klager

Klager blijft bij zijn in beklag ingenomen standpunt.

 

3. De beoordeling

Nu het hoofd van de instelling beroep heeft ingediend tegen de gegrondverklaring van de klacht voor zover de afzondering van 17 tot 25 februari 2021 heeft voortgeduurd en klager geen beroep heeft ingesteld tegen de ongegrondverklaring van de klacht over de afzondering van 3 tot 17 februari 2021, is in beroep uitsluitend aan de orde of de afzondering op 17 februari 2021 opgeheven had kunnen worden.

Uit de stukken en het verhandelde ter zitting komt duidelijk naar voren dat op 3 februari 2021 zeer snel na opheffing van een eerder opgelegde afzonderingsmaatregel opnieuw een afzonderingsmaatregel is opgelegd vanwege oplopende spanningen bij klager en dat het leren omgaan met spanningen een uitdrukkelijk behandeldoel is.

In de voortgangsrapportage van 17 februari 2021 staat vermeld dat klager laat weten niet mee te werken aan terugkeer naar de afdeling met behoud van de afzonderingsmaatregel, omdat hij het niet eens is met de gang van zaken, maar dat hij na enige overreding toch mee gaat, rustig is, ook op de groep, en goed in contact is. Blijkens de voortgangsrapportage van 25 februari 2021 is klager stabieler dan de week daarvoor, in samenwerking met het team, en zegt hij zich sterker te voelen door de afzondering en achteraf toch te veel frustraties voor zich heeft gehouden en niet heeft gedeeld. 

Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft het hoofd van de instelling in redelijkheid kunnen beslissen om klager, in het licht van zijn gedragingen bij oplopende spanningen en gevreesde escalatie bij te snelle afbouw van de afzondering, geleidelijk via kleine stappen met behoud van de afzonderingsmaatregel naar de afdeling te laten terugkeren en eerst na een positieve evaluatie op 25 februari 2021 de afzondering op te heffen.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van het hoofd van de instelling om de afzondering niet al op 17 februari 2021 op te heffen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag, voor zover betrekking hebbend op het voortduren van de afzondering tot 25 februari 2021 alsnog ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover in beroep aan de orde en verklaart het beklag in zoverre alsnog ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 21 september 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. M.R. Daniel en drs. J.E. Wouda, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven