Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/8499/GA, 25 oktober 2021, beroep
Uitspraakdatum:25-10-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-20/8499/GA

    

Betreft klager

Datum 25 oktober 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Nieuwegein (hierna: de directeur)

 

1. De procedure

klager (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel, vanwege voortgezet crimineel handelen van klager, ingaande op 25 augustus 2020.

De beklagrechter bij de PI Nieuwegein heeft op 5 november 2020 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €70,- (NM2020/1052). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft (…), plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de PI Nieuwegein, klager en zijn raadsman mr. D. Wijburg via telehoren gehoord op de zitting van 7 oktober 2021.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

Klager heeft een straf gekregen naar aanleiding van telefonisch contact met een medegedetineerde waaruit bleek van voortgezet crimineel handelen, namelijk het invoeren van drugs. De directeur merkt op dat het telefonisch contact tussen klager en de medegedetineerde is verboden. De directeur moet afgaan op het op ambtseed opgemaakte verslag. Daarin staat dat klager contact heeft met anderen en dat hij zich bezighoudt met voortgezet crimineel handelen. De directeur moet daarop handelen. De beklagcommissie vond dit niet voldoende en wilde een audio-opname dan wel transcriptie van het telefoongesprek. De directeur deelt die mening niet en vindt het verslag dat er ligt voldoende onderbouwing.

Klager heeft als reden voor het telefonisch contact met de medegedetineerde aangevoerd dat hij dit deed uit nieuwsgierigheid. Dit vindt de directeur ongeloofwaardig. Klager is een GVM- gedetineerde (gedetineerde met een vlucht-/maatschappelijk risico) die weet dat zijn contacten worden afgeluisterd. Klager moet een zwaarwegender belang hebben gehad voor het telefonisch contact. De transcriptie van het telefoongesprek is er niet meer in verband met de bewaartermijn. De directeur is dit nog nagegaan bij het Hoofd veiligheid.

In reactie op het standpunt van klager geeft de directeur aan het hier niet mee eens te zijn. De directeur interpreteert de informatie anders en hij moet afgaan op het op ambtseed opgemaakte verslag. In het gesprek zegt klager ook wel in te zijn voor een jointje. De directeur blijft bij zijn standpunt en gaat daarbij af op wat het personeel feitelijk aandraagt. De directeur zou anders veel meer moeten onderzoeken en dat is niet conform het bepaalde in de Penitentiaire beginselenwet. Over artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) heeft de schorsingsvoorzitter gezegd dat dit niet van toepassing is. De directeur kan klager volgen in zijn kritiek op een rapportage die over klager is uitgebracht. Daarin stond een aantal dingen waar klager moeite mee had. Die onderdelen heeft de directeur eruit laten halen. Maar het gaat hier om een ander rapport, namelijk het rapport voor een straf.

Standpunt van klager

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en de beslissing van de directeur vernietigd. Dat is een oordeel dat een bepaalde zwaarte kent. Het is een duidelijke uitspraak en het principiële punt van de directeur wordt niet gezien. Volgens klager is artikel 6 van het EVRM (tenminste gedeeltelijk) van toepassing aangezien naar de aard van de overtreding en de strafoplegging sprake is van een ´criminal charge´. Klager zou zich volgens de directeur bezighouden met het invoeren van drugs en heeft hiervoor een sanctie opgelegd gekregen van opsluiting in een strafcel. Klager is GVM-er en krijgt toezichtmaatregelen. Welke dit zijn staat in de beslissing van 21 juli 2020 die als bijlage is gevoegd bij het verweerschrift van de directeur van 28 oktober 2020. Daarin staat onder meer het opnemen, afluisteren en vertalen van gesprekken en toesturen aan het Gedetineerden Recherche Informatie Punt (GRIP). In het verslag staat dat er een melding is gemaakt bij het GRIP. Klager gaat ervan uit dat een transcriptie van het gesprek is toegestuurd aan het GRIP. Dit punt gaf ook discussie tijdens de beklagprocedure. Als het gesprek wordt opgenomen en toegezonden aan het GRIP, waarom levert de directeur dat dan niet aan als daarom wordt gevraagd. Dat het er niet is, is een tekortkoming.

Er bestond een vermoeden bij de PI dat er drugs over de muur was gegooid. Klager is gefouilleerd en gevisiteerd en er is niets aangetroffen. In zijn cel is ook niets aangetroffen. Klager ontkent er iets mee te maken te hebben. Dan is het aan de directeur om aan te tonen dat dit wel zo is. Klager geeft toe dat hij heeft gebeld met een medegedetineerde en dat hij het over een gerucht heeft gehad. Dat is aannemelijk. Klager weet dat hij wordt afgeluisterd en zou dan open en bloot over drugs gaan praten? Dat gelooft de raadsman niet. Dat klager wel een jointje zou willen roken blijkt nergens uit. In de schorsingsprocedure was artikel 8 van het EVRM aan de orde, niet artikel 6. Verzocht wordt de uitspraak van de beklagcommissie in stand te laten en klager een tegemoetkoming toe te kennen.

Klager geeft nog aan dat hij een andere kijk op de zaken heeft dan de directeur. Hij heeft laatst nog met de directeur een gesprek gehad over de afdeling en zaken moeten wegpoetsen uit rapporten want die kloppen niet. Hij is daar een jaar mee bezig geweest. Wat het personeel waarneemt en op schrift stelt neemt klager met een korreltje zout. Hij heeft daar meerdere akkefietjes over gehad en hij heeft meerdere keren gelijk gehad. Dit incident heeft zoveel kapot gemaakt. Hierdoor is steeds zijn GVM-status verlengd. Ze doen maar wat in Nieuwegein. Hij is daar niet goed behandeld. Het heeft klager erg boos gemaakt en daarom is hij vertrokken.

 

3. De beoordeling

Op 25 augustus 2020 is klager een disciplinaire straf opgelegd omdat is geconstateerd dat hij zich bezighoudt met voortgezet crimineel handelen. Deze constatering is gedaan nadat uit door klager gevoerde telefoongesprekken, die in het kader van klagers GVM-status Verhoogd worden opgenomen en uitgeluisterd, naar voren is gekomen dat hij drugs over de muur van de PI Nieuwegein heeft laten gooien door een vriend, in samenspraak met medegedetineerden. Uit een van de met een medegedetineerde gevoerde telefoongesprekken is duidelijk geworden dat de door klager bestelde drugs binnen is gekomen, maar terecht is gekomen bij een andere gedetineerde. Klager geeft in de telefoongesprekken letterlijk aan dat het om haze (wiet), hashies (hash) en MRI/M (XTC/MDMA) gaat, zo staat beschreven in een schriftelijk verslag van 25 augustus 2020.

De beklagrechter heeft de directeur gevraagd naar een gespreksverslag dan wel audio-opname. De directeur heeft zich tegen de verstrekking hiervan verzet, omdat deze zich op het standpunt stelt dat er vertrouwd mag worden op dat wat in het schriftelijk verslag vermeld staat. Het beklag is hierop gegrond verklaard.

In zijn beroepschrift heeft de directeur het volgende aangegeven. Mocht de beroepscommissie van mening zijn dat een woordelijk verslag van het uitgeluisterde gesprek wel noodzakelijk is om tot een beoordeling te kunnen komen, dan wordt de beroepscommissie verzocht dit kenbaar te maken zodat hierin voorzien kan worden. Van het gesprek is een woordelijk verslag beschikbaar. Nadat de beroepscommissie hier ter zitting om heeft verzocht, blijkt de transcriptie van het telefoongesprek niet meer beschikbaar te zijn. De directeur heeft verklaard dat hij om deze reden de transcriptie niet meer kan overleggen.

Klager geeft toe met een medegedetineerde te hebben gesproken over het gerucht van over de muur gegooide drugs, maar ontkent zijn betrokkenheid daarbij. De beroepscommissie benadrukt het belang van het bewaren van een audio-opname dan wel een transcriptie (woordelijk verslag) daarvan voor lopende beklag- en beroepsprocedures, temeer als de verweten gedragingen worden ontkend en de audio-opname ten grondslag ligt aan de oplegging van de disciplinaire straf. Het onderhavige schriftelijk verslag biedt hiervoor onvoldoende feitelijke grondslag. Klager moet zich tegen de beschuldigingen kunnen verweren en de beroepscommissie moet dit kunnen beoordelen. Gelet hierop kan hetgeen in beroep is aangevoerd naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

Ten overvloede merkt de beroepscommissie op dat zij eerder heeft geoordeeld dat verklaringen en verslagen opgemaakt door piw-ers niet op ambtseed zijn opgemaakt, maar naar waarheid.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

 

Deze uitspraak is op 25 oktober 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit  mr. C. Fetter, voorzitter, mr. M.F. van Pelt en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door  mr. S. Jousma, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven