Nummer 21/23753/SGA
Betreft verzoeker
Datum 21 oktober 2021
Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van verzoeker (hierna: verzoeker)
1. De procedure
De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Arnhem (hierna: de directeur) heeft op 14 oktober 2021 verzoeker een aantal toezichtmaatregelen opgelegd in het kader van zijn plaatsing en status op de lijst van gedetineerden met een vlucht- /maatschappelijk risico (GVM-lijst) waaronder een belmaatregel, inhoudende maximaal tien minuten bellen per week. Deze maatregelen zijn ingegaan op 14 oktober 2021 en eindigen op 14 april 2022.
Verzoekers raadsman, mr. Y. Bouchikhi, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.
De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (A-2021-344).
2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen.
Ten aanzien van het opleggen van toezichtmaatregelen geldt het volgende:
a. er moet sprake zijn van een noodzaak voor het opleggen van de onderhavige toezichtmaatregelen;
b. de directeur dient de gedetineerde voorafgaand aan de beslissing te horen;
c. de directeur dient een eigen belangenafweging te maken en kan zijn beslissing niet slechts baseren op de plaats en status van verzoeker op de GVM-lijst; en
d. de directeur dient een maandelijkse toets te plegen ten aanzien van de noodzaak van voortduring van de maatregelen.
Namens verzoeker is aangevoerd dat de bestreden beslissing onzorgvuldig tot stand is gekomen. Daarnaast is de bestreden beslissing onvoldoende gemotiveerd door de directeur. De bestreden beslissing is alleen gebaseerd op aannames en niet op concrete feiten en/of omstandigheden. Niet gebleken is dat het opleggen van de toezichtmaatregelen noodzakelijk is. Verzoeker is niet bekend met de informatie van het Operationeel Overleg (OO) en de vraag is in hoeverre die informatie actueel, concreet en betrouwbaar is. Er zijn geen onderliggende stukken waaruit het risico op liquidatie of bedreiging in detentie (of andere risico´s voor de veiligheid) van of door de gedetineerde of het risico op voortgezet crimineel handelen naar voren komt. Hier is ook geen sprake van. Uit de bestreden beslissing is ook niet gebleken dat de directeur een eigen belangenafweging heeft gemaakt. Het lijkt erop alsof de directeur koste wat kost de opgelegde toezichtmaatregelen wil handhaven en daar niet vanaf wil wijken. Er is bijvoorbeeld niet gebleken dat de directeur minder belastende alternatieven heeft overwogen. Verzoeker verblijft meer dan 22 uur per dag in een cel op de afdeling Extra Zorgvoorziening met extra (toe)zicht van het personeel. Hoewel de directeur in de bestreden beslissing heeft aangegeven dat verzoeker kan sporten, luchten en arbeid op cel kan doen, is daar nog niet van gebleken. Verder is de directeur bij het opleggen van de toezichtmaatregelen afgeweken van de circulaire ´Beleid gedetineerden met vlucht/maatschappelijk risico’. Verzoekers GVM-status is ´hoog´, waarbij hij volgens voornoemde circulaire maximaal vijftien minuten per dag zou mogen bellen. Verzoeker mag echter tien minuten per week bellen - in het Nederlands vijftien minuten per week - wat ondoenlijk is voor hem en zijn familie. Verzoeker wil op zijn minst dagelijks kunnen bellen met zijn gezin, bestaande uit zijn partner en vier (jonge) kinderen. Daarnaast zijn de opgelegde toezichtmaatregelen disproportioneel en staan zij op gespannen voet met artikel 2, vierde lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) en artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
De directeur verwijst naar de inhoud van de bestreden beslissing. Verzoeker verblijft in detentie op verdenking van het misbruiken van zijn ambt als raadsman. Hij wordt ervan verdacht dat hij voor een cliënt informatie/opdrachten heeft doorgespeeld naar een criminele organisatie dan wel crimineel samenwerkingsverband dat zich bezighoudt met witwassen, handel in verdovende middelen en voorbereiding van moord. Daarnaast wordt verzoeker ervan verdacht dat hij betrokken is bij het treffen van voorbereidingen van een gewelddadige ontsnapping van deze cliënt en dat deze cliënt door middel van verzoeker onbelemmerd met de buitenwereld heeft kunnen communiceren. Verzoeker is op 13 oktober 2021 door het OO op de GVM-lijst geplaatst met de status ´hoog´. Hierbij zijn de indicaties´(vermoedens van) voortgezet crimineel handelen vanuit detentie´,´(risico op) liquidatie of bedreiging in detentie van of door de gedetineerde´ en ´ondermijning van gezag van directie en personeel in de PI´ opgenomen. De directeur voert aan dat voornoemde indicaties, de informatie van het Gedetineerden Recherche Informatie Punt, het bevel van insluiting van het Openbaar Ministerie en het hoorgesprek met verzoeker op 14 oktober 2021 aanleiding hebben gegeven voor het opleggen van de toezichtmaatregelen. De directeur heeft de ontvangen informatie getoetst op actualiteit, betrouwbaarheid en concreetheid. De achtergrondinformatie is door het Team Criminele Inlichtingen ook aangemerkt als betrouwbaar. De directeur acht het van belang verzoekers contacten te monitoren om voornoemde risico´s te kunnen signaleren en te kunnen beperken. Daarnaast is het noodzakelijk om onwenselijke contacten (buiten de PI) te voorkomen. Om die reden is aan verzoeker een belmaatregel opgelegd, die qua duur beperkt is in verband met de personele capaciteit van het Bureau Integriteit en Veiligheid voor het uitluisteren en eventueel schriftelijk uitwerken van de telefoongesprekken. De directeur voert aan dat de circulaire ‘Gedetineerden met een vlucht- en/of maatschappelijk risico’ - de voorzitter begrijpt - d.d. 1 augustus 2021, kenmerk 3399954, een basiskader hanteert van tien minuten bellen per dag. Op grond van de Pbw heeft een gedetineerde het recht om tien minuten per week te bellen. Omdat verzoeker de belmaatregel als zwaar ervaart heeft de directeur beslist dat verzoeker vijftien minuten per week mag bellen, als dit in de Nederlandse taal is. De directeur voert verder aan dat het uitgangspunt van voornoemde nieuwe circulaire is, dat een sluitend samenhangend effectief pakket van maatregelen opgelegd kan worden. Er is dus geen sprake meer van op te leggen toezichtmaatregelen op basis van het risicoprofiel. De directeur stelt dat er zorgvuldig een belangenafweging is gemaakt tussen verzoekers belang en het belang van, en de verantwoordelijkheid voor, de orde, rust en veiligheid in de PI en van verzoeker zelf. Verder voert de directeur aan maandelijks te zullen toetsen of er aanleiding is om voortijdig over te gaan tot aanpassing van de toezichtmaatregelen. Met betrekking tot het sporten en de arbeid op cel - als dit mogelijk was geweest - voert de directeur aan dat dit niet mogelijk was voor verzoeker, in verband met zijn plaatsing in quarantaine ter voorkoming van de (verdere) verspreiding van het coronavirus. Op 18 oktober 2021 heeft verzoeker een negatieve coronatest afgegeven. Verzoeker is gedurende zijn detentie wel in de gelegenheid gesteld om te luchten.
De voorzitter overweegt als volgt.
Uit de bestreden beslissing volgt dat de oplegging van de toezichtmaatregelen voor de duur van zes maanden noodzakelijk wordt geacht om verzoeker te monitoren, gelet op bovenstaande informatie en in verband met het handhaven van de orde, rust en veiligheid binnen en buiten de PI en verzoekers eigen veiligheid. Uit de bestreden beslissing blijkt dat verzoeker is gehoord voordat de beslissing is genomen. Daarnaast wordt voldoende aannemelijk dat de directeur een eigen belangenafweging heeft gemaakt bij het nemen van de beslissing. Deze belangenafweging acht de voorzitter vooralsnog voldoende. De voorzitter overweegt verder dat in de circulaire ´Gedetineerden met een vlucht- en/of maatschappelijk risico’ d.d. 8 juli 2021, kenmerk 3399954 expliciet is vermeld dat de beoordeling van de noodzaak tot en de bepaling van verdere beperkende maatregelen valt onder de verantwoordelijkheid van de directeur. De voorzitter merkt daarbij op dat de toezichtmaatregelen, voorlopig oordelend, zijn opgelegd conform bijlage 1 ´Leidraad Samenhangende set GVM-maatregelen´ van de voornoemde circulaire. Daarnaast valt de opgelegde belmaatregel binnen het wettelijk kader van artikel 39 van de Pbw. Verder is uit de inlichtingen van de directeur niet gebleken dat verzoeker in zijn overige rechten (zoals sporten, luchten of arbeid) op grond van de Pbw (zonder wettelijke grondslag) wordt beperkt. Niet gebleken is dat de belangenafweging van de directeur is gemaakt op grond van onjuiste of onbetrouwbare informatie of dat de bestreden beslissing onzorgvuldig is genomen. Tot slot is door de directeur vermeld dat de opgelegde toezichtmaatregelen maandelijks getoetst zullen worden en deze, indien daartoe aanleiding bestaat, aangepast zullen worden. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is de beslissing daarmee proportioneel en niet in strijd met de subsidiariteit.
Hoewel de voorzitter begrijpt dat de opgelegde toezichtmaatregelen ingrijpend zijn voor verzoeker, zijn gezin en zijn familie, kan de beslissing van de directeur, gelet op al het voorgaande, niet op voorhand als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De voorzitter zal het verzoek afwijzen.
3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is op 21 oktober 2021 gegeven door mr. M. Keppels, voorzitter, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.
secretaris voorzitter