Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1498/TA, 10 september 2007, beroep
Uitspraakdatum:10-09-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/1498/TA

betreft: [klager] datum: 10 september 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.A.W. Knoester, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 1 mei 2007 van de beklagcommissie bij FPI De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 3 augustus 2007, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is klager gehoord, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. K.J. Kerdel. Het hoofd van de inrichting heeft schriftelijk laten weten verhinderd te
zijn ter zitting te verschijnen. Van het horen is bijgaand verslag opgemaakt, waarop namens de inrichting is gereageerd met een schriftelijke reactie bij brief van 21 augustus 2007 met kennisgeving van deze reactie aan klager.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de maatregel van afzondering op de eigen kamer;
b. de maatregel van afdelingsarrest.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in onderdeel a van zijn beklag, en onderdeel b van het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft met goede intenties bepaalde wantoestanden in de inrichting aan de orde gesteld. Klager kwam tijdens een gesprek met een
medepatiënt erachter dat deze in het bezit was van drugs. In overleg met de sociotherapeut en de psychotherapeut is besloten dit stil te houden. Klager werd echter afgezonderd op zijn eigen kamer. Klager vreesde voor zijn veiligheid en de veiligheid
van
zijn familie. Hij moest noodgedwongen tegenover de medepatiënten liegen. Zij hebben klager een tijd lang niet geloofd. Klager voelde zich door de inrichting onder druk gezet om de gevraagde informatie te geven, terwijl zijn eigen veiligheid niet kon
worden gegarandeerd. Juist het prijsgeven van die informatie zou een onveilige situatie op de afdeling kunnen doen ontstaan. Klager was bereid de informatie op een later moment te verstrekken. Ook speelde mee dat ten tijde van de opgelegde maatregelen
er geen drugs op de afdeling meer aanwezig waren. Het afdelingsarrest heeft geen beschermende functie. De medepatiënten bleven vragen wat klager wist.
De beslissing van de directeur is genomen in strijd met het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel. Klager is ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag tegen de opgelegde afzonderingsmaatregel. De afzonderingsmaatregel hangt samen met de
daarna genomen beslissing van afdelingsarrest. De afdelingsmaatregel is immers opgevolgd door het afdelingsarrest. Er was geen grond voor het opleggen van de maatregelen, temeer omdat de door klager genoemde medepatiënten inmiddels waren afgezonderd.
Het ligt op de weg van de inrichting om de veiligheid van klager te garanderen. Door de bestreden maatregelen is veeleer de veiligheid van klager zelf in gevaar gebracht, nu daarmee de aandacht specifiek op klager is gevestigd. De inrichting heeft
nagelaten alternatieve oplossingen voor de situatie te zoeken en toe te passen.
De beklagcommissie heeft ten onrechte geen tegemoetkoming vastgesteld in verband met de overschrijding van de termijn genoemd in artikel 65 Bvt voor de behandeling van het klaagschrift.

Het hoofd van de inrichting heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het hoofd van de inrichting neemt met klem afstand van de suggestie van klager dat hij op ontoelaatbare wijze door de inrichting
onder
druk is gezet. De maatregelen zijn genomen met het oog op het belang van de handhaving van de orde en veiligheid in de kliniek, gezien de aanwezigheid van (hard)drugs in samenhang met het onderzoek in deze naar klagers rol en die van medepatiënten.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende voorgelicht en wijst het verzoek van het hoofd van de inrichting om aanhouding van de mondelinge behandeling van het beroep af.

a.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. De maatregel van afzondering en de maatregel van afdelingsarrest zijn twee afzonderlijke beslissingen. De
Bvt voorziet niet een verruiming van de beklagmogelijkheden door rekening te houden met een eventuele cumulatie van de duur van de afzonderingsmaatregel en het afdelingsarrest. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

b.
Op grond van artikel 33 en artikel 32 eerste lid, Bvt kan het hoofd van de inrichting de bewegingsvrijheid van de verpleegde beperken tot de afdeling, indien dit noodzakelijk is met het oog op onder andere de handhaving van de orde of de veiligheid in
de inrichting. Uit de stukken komt naar voren dat aan klager afdelingsarrest is opgelegd als vervolg op de afzonderingsmaatregel en nadat klager de namen had genoemd van medepatiënten die in het bezit waren van drugs. Het hoofd van de inrichting heeft
de maatregel genomen gelet op het belang van de handhaving van de orde en de veiligheid in de inrichting in het algemeen en de veiligheid van klager in het bijzonder. Klagers betrokkenheid bij de aanwezigheid van drugs op de afdeling is echter
onvoldoende aannemelijk geworden. Het is niet aannemelijk geworden dat het uit het oogpunt van de veiligheid van klager en de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting noodzakelijk was klager afdelingsarrest op te leggen. De beslissing tot
het opleggen van afdelingsarrest is derhalve onvoldoende gemotiveerd. Het beroep is gegrond. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie stelt deze vast op €
50,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep wat betreft onderdeel a van het beklag ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
De beroepscommissie verklaart het beroep wat betreft onderdeel b van het beklag gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt de aan klager toekomende tegemoetkoming op € 50,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, drs. J.R. van Veldhuizen en mr. Y.A.J.M. van Kuijck, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 10 september 2007

secretaris voorzitter

Naar boven