Nummer 21/23582/SGA
Betreft [Verzoeker]
Datum 12 oktober 2021
Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [Verzoeker] (hierna: verzoeker)
1. De procedure
De directeur van de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Middelburg (hierna: de directeur) heeft – zo begrijpt de voorzitter – op 5 oktober 2021 aan verzoeker een ordemaatregel opgelegd van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel, voor de duur van veertien dagen en gedurende het verblijf in de afzonderingscel het contact met de buitenwereld beperkt.
Verzoekers raadsman, mr. T.S. van der Horst, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.
De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (beklagkenmerk MB-2021-336). Daarnaast heeft de voorzitter de directeur om onderliggende stukken verzocht. Op 12 oktober 2021 heeft de directeur een nadere reactie gezonden, waarvan de voorzitter ook kennis geeft genomen.
2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
Namens verzoeker is aangevoerd dat de opgelegde ordemaatregel onredelijk en onbillijk is, althans onvoldoende is gemotiveerd en dat het algehele belverbod in strijd is met hogere wet- en regelgeving.
De voorzitter overweegt als volgt.
Vast staat dat verzoeker sinds 5 oktober 2021 in afzondering verblijft in een afzonderingscel in afwachting van zijn overplaatsing naar een andere PI en dat hij gedurende zijn verblijf in de afzonderingscel is uitgesloten van het contact met de buitenwereld. De voorzitter begrijpt uit het schorsingsverzoek en de schriftelijke reactie van de directeur dat verzoeker op grond van een ordemaatregel, als bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), in afzondering is geplaatst en dat verzoekers contact met de buitenwereld wordt uitgesloten op grond van artikel 24, tweede lid, van de Pbw.
Op grond van artikel 58, eerste lid, van de Pbw, jo. artikel 57, eerste lid, aanhef en onder c, van de Pbw geeft de directeur de gedetineerde bij het opleggen van een ordemaatregel onverwijld schriftelijk en zoveel mogelijk in een voor hem begrijpelijke taal een met redenen omklede, gedagtekende en ondertekende mededeling. De wet schrijft voor dat de directeur de gedetineerde in de gelegenheid stelt te worden gehoord, alvorens hij beslist omtrent de plaatsing in afzondering, als bedoeld in artikel 24, eerste lid, Pbw. Het horen kan achterwege blijven indien de vereiste spoed zich daartegen verzet dan wel de gemoedstand van de gedetineerde daaraan in de weg staat. De voorzitter constateert dat in onderhavig geval van deze uitzonderingen niet is gebleken.
Ondanks herhaald verzoek heeft de voorzitter geen schriftelijke beslissing zoals voorgeschreven in artikel 58 van de Pbw ontvangen. De voorzitter gaat er daarom van uit dat de schriftelijke beslissing er niet is. Evenmin is gebleken dat verzoeker is gehoord. De voorzitter overweegt dat de bestreden beslissing is genomen in strijd met de wet. De voorzitter zal het verzoek dan ook toewijzen.
3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.
Deze uitspraak is op 12 oktober 2021 gegeven door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, bijgestaan door mr. Y.P. Schleijpen, secretaris.
secretaris voorzitter