Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1466/GA, 7 september 2007, beroep
Uitspraakdatum:07-09-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/1466/GA

betreft: [klager] datum: 7 september 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.L. Gijsberts, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 4 juni 2007 van de beklagcommissie bij het huis van bewaring/ISD (h.v.b./ISD) Rotterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 juli 2007, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is klagers raadsman mr. G.L. Gijsberts gehoord.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.
De directeur van het h.v.b./ISD Rotterdam heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen en bij die gelegenheid tevens om aanhouding van de behandeling van het beroep verzocht.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft – voor zover in beroep aan de orde – een disciplinaire straf van tien dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens betrokkenheid bij diefstal van telefoonkaarten van een medegedetineerde.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is van mening dat de foto’s essentieel zijn voor de beoordeling van het beklag. Nu die foto’s niet meer beschikbaar zijn ontstaat er feitelijk een één tegen één situatie. Klager betwist op zich niet dat die foto’s hem getoond zijn. Hij heeft
toen
echter niet de gelegenheid gekregen om die foto’s goed te bekijken. Klager is van mening dat zijn standpunt, mede door het ontbreken van essentieel bewijsmateriaal, zwaarder moet wegen dan het standpunt van de directeur.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt schriftelijk toegelicht.
Klager is bij de verslagafhandeling ruimschoots in de gelegenheid gesteld om de foto’s te bekijken. Verzoeker heeft dit niet willen doen. Helaas zijn de betreffende foto’s thans niet meer beschikbaar.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om thans op het beroep te kunnen beslissen. Het verzoek van de directeur om aanhouding van de behandeling zal daarom worden afgewezen.

Klager wordt ervan beschuldigd betrokken te zijn geweest bij een diefstal van telefoonkaarten van een medegedetineerde. Naar aanleiding van het terzake opgemaakte verslag achtte de directeur klagers betrokkenheid voldoende aannemelijk om hem terzake
van
dat feit een disciplinaire straf van tien dagen opsluiting in de eigen cel op te leggen. Klager heeft vervolgens feitelijk zes dagen in opsluiting verbleven. Het bewijs van de diefstal zou, aldus de directeur, worden geleverd door camerabeelden, welke
aan klager ook ter inzage zouden zijn gegeven. Klager betwist die camerabeelden goed te hebben kunnen zien en ontkent zich schuldig te hebben gemaakt aan de diefstal. Die camerabeelden zijn blijkens de inlichtingen van de directeur thans niet (meer)
beschikbaar.

De beschuldiging van diefstal berust feitelijk geheel op de betreffende camerabeelden. Nu die camerabeelden niet beschikbaar zijn, is klager in zijn mogelijkheid om zich tegen die beschuldiging te verdedigen geschaad. Hij is thans immers niet langer in
staat om zijn (gestelde) onschuld te bewijzen. Gelet daarop kan de bestreden beslissing van de directeur, nu de grond waarop die beslissing is genomen onvoldoende aannemelijk kan worden gemaakt, niet in stand blijven. Het beroep zal daarom gegrond
worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie zal – voor zover in beroep aan de orde – worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard.

Nu de gevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, komt aan verzoeker een financiële tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal de hoogte van die tegemoetkoming vaststellen op € 60,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie wijst het verzoek om aanhouding af.

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie – voor zover in beroep aan de orde – en verklaart het beklag in zoverre alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 60,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, dr. G.J. Fleers en dr. M. Kooyman, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 7 september 2007

secretaris voorzitter

Naar boven