nummer: 07/1333/GA
betreft: [klager] datum: 7 september 2007
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.H.W. Janssen, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 22 mei 2007 van de beklagcommissie bij de gevangenis De IJssel te Krimpen aan den IJssel,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 23 juli 2007, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. C.H.W. Janssen, en [...] namens de gevangenis De IJssel.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van tien dagen opsluiting in een strafcel, wegens betrokkenheid bij een poging tot beroving en mishandeling van een medegedetineerde; en
b. een disciplinaire straf van tien dagen opsluiting in een strafcel, wegens betrokkenheid bij een poging tot beroving en mishandeling van een medegedetineerde.
De beklagcommissie heeft onderdeel a van het beklag ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in onderdeel b van het beklag, één en ander op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is van mening dat er sprake is geweest van een persoonsverwisseling. De penitentiair inrichtingswerker (p.i.w.-er) die klagers naam heeft genoemd, bedoelde waarschijnlijk de gedetineerde B. Klager kent die gedetineerde verder niet en hij lijkt
ook niet op hem. Klager was op het moment dat het alarm afging aan het bellen. Omdat hij door iemand geroepen werd, is hij naar de betreffende cel gelopen. Vervolgens is hij teruggegaan naar de telefooncel. Klager heeft niet op de uitkijk gestaan bij
die cel. Toen klager naar die cel liep, bevonden zich daar meerdere gedetineerden in de cel. Klager heeft toen gevraagd wie hem geroepen had. Toen er geen antwoord kwam, is hij weggelopen en heeft hij de celdeur weer dicht gemaakt. Klager weet dat de
gedetineerde [A] daar toen aanwezig was. Hij denkt daarom dat die gedetineerde zijn naam heeft genoemd. De betreffende p.i.w.-er kende klager niet van gezicht. Die p.i.w.-er heeft van [A] klagers naam gehoord en heeft toen de betreffende foto van
klager
opgezocht in de teamkamer. Klager heeft dat betreffende personeelslid nooit meer gezien. Klager verbleef ten tijde van het voorval pas één week op de afdeling. Klager had die p.i.w.-er nog niet eerder gezien. De verslagleggende p.i.w.-er is kennelijk
afgegaan op een (valse) mededeling van de gedetineerde B.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager en de gedetineerde [A] lijken absoluut niet op elkaar. De betreffende p.i.w.-er heeft beide gedetineerden niet met elkaar verward. De directeur verwijst naar het duidelijke verslag. Hij heeft geen enkele reden om aan de inhoud daarvan te
twijfelen. Door het betreffende personeelslid is een voorval waargenomen. Hij trof in de betreffende cel klager en een vijftal ander gedetineerden aan. Er was, aldus de verslagleggende p.i.w.-er, sprake van een afpersing van de in die cel verblijvende
gedetineerde door een aantal andere gedetineerden. Alle betrokkenen is naar aanleiding van dat voorval verslag aangezegd. Twee personen bleken niet direct fysiek betrokken te zij geweest bij de afpersing. Vier of vijf anderen waren bezig met een poging
tot afpersing of beroving van een medegedetineerde. Van de betrokkenen waren er vijf Antiliaan en een persoon was van Marokkaanse afkomst. Bij dat voorval is ook een steekwapen aangetroffen. De verslagleggende p.i.w.-er heeft steeds gezegd dat hij één
betrokken persoon niet heeft herkend. Om die reden is er tegen die persoon ook geen verslag opgemaakt. De overige zes daders zijn door de p.i.w.-er duidelijk herkend. Er is geen enkele aanleiding voor de veronderstelling dat de gedetineerde [A] de naam
van klager valselijk zou hebben genoemd. Anders dan klager aangeeft, is er pas alarm geslagen toen hij al bij de betreffende cel was. Op de afdeling bevindt zich wel een camera, maar er zijn toen geen opnamen van het voorval gemaakt. Klager verbleef
inderdaad pas ongeveer anderhalve week op de afdeling. Overigens hebben alle betrokkenen steeds ontkend bij het voorval geweest te zijn. De beroepscommissie heeft al een aantal beroepen van bij dit voorval betrokken gedetineerden behandeld en voor
zover
de directeur weet, zijn al die beroepen ongegrond verklaard.
3. De beoordeling
Hetgeen in beroep ten aanzien van onderdeel b van het beklag naar voren is gebracht, kan niet leiden tot een andere beslissing dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de
beklagcommissie zal in zoverre worden bevestigd.
Ten aanzien van onderdeel a van het beklag overweegt de beroepscommissie het volgende.
Zij acht onvoldoende aannemelijk geworden dat er sprake is geweest van een persoonsverwisseling, ten gevolge waarvan aan klager ten onrechte de disciplinaire straf zou zijn opgelegd. De beslissing van de directeur om aan klager een disciplinaire straf
van tien dagen opsluiting in een strafcel op te leggen, is daarom op zich op goede gronden genomen. Het beklag moet daarom (materieel gezien) ongegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie ten aanzien van onderdeel a van het beklag kan
evenwel niet in stand blijven. De bestreden beslissing van de directeur vermeldt immers als duur van de opgelegde disciplinaire straf tien dagen. De periode gelegen tussen aanvang en einde van die disciplinaire straf bedraagt evenwel veertien dagen.
Gelet daarop dient het beklag (op formele gronden) gegrond te worden verklaard.
Nu klager – zoals hiervoor overwogen op goede gronden – daadwerkelijk slechts tien dagen in een strafcel heeft verbleven, ziet de beroepscommissie geen aanleiding voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond ten aanzien van onderdeel b van het beklag en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie. Zij vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie ten aanzien van onderdeel a en verklaart het
beklag in zoverre alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming toekomt.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, dr. G.J. Fleers en dr. M. Kooyman, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 7 september 2007
secretaris voorzitter