Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/23011/GV, 5 oktober 2021, beroep
Uitspraakdatum:05-10-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/23011/GV

    

Betreft [klager]

Datum 5 oktober 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 24 augustus 2021 klagers verzoek om strafonderbreking afgewezen.

 

Klagers raadsman, mr. M. van Viegen, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager lijdt aan de ziekte levercirrose waardoor zijn levensverwachting is vastgesteld op twee jaar. De behandelend arts is bereid om een levertransplantatie uit te voeren. Klager dient dan echter aan te tonen dat hij buiten detentie zes maanden zonder alcohol en drugs kan leven. Voordat klager een terugval kreeg, was hij acht jaar clean. Klagers detentie is een doorkruising van zijn doelen en levensverwachting. Hij heeft voor zijn detentie een terugval gehad in zijn verslavingen, maar hij is tot het besef gekomen dat hij ernstig ziek is en een levertransplantatie moet ondergaan. Klager wenst de aankomende periode aan zijn behandelend arts te laten zien dat hij kan leven zonder alcohol en drugs. Weliswaar zijn deze genotsmiddelen niet verkrijgbaar in de Penitentiaire Inrichting (PI) en is er een medische dienst, maar de leefomstandigheden in combinatie met zijn ziekte maken dat klager het thans zeer zwaar heeft met zijn detentie.

 

Klager ervaart veel medische ongemakken als gevolg van complicaties van de levercirrose. Afvalstoffen worden niet goed afgevoerd. Feitelijk is sprake van vergiftiging indien hij niet medisch zou worden behandeld. Klager heeft ook veel mentale problematiek. Door zijn detentie en beperkingen heeft klager vrees en angst niet meer lang te leven. Thans is klager weer opgenomen in het ziekenhuis wegens ernstige medische klachten. Ondanks dat sprake is van een relatief klein strafrestant heeft klager er alle belang bij om op zeer korte termijn de medische doelen te realiseren.

 

Daarnaast ervaart klager ongemakken en problematiek in de inrichting die verband houden met zijn medische toestand. De communicatie met de buitenwereld, zoals met behandelend artsen, gaat naar behoren. De uitvoering in de praktijk in de gevangenis is echter complex. Dit leidt ertoe dat medicatie te laat wordt verstrekt terwijl zijn behandelend arts deze al ruimschoots had voorgeschreven. De basiszorg in de inrichting schiet te kort. Weliswaar zou klager kunnen worden overgeplaatst naar het Justitieel Centrum voor Somatische Zorg te Scheveningen, maar dit is geen optie want op deze wijze wordt hij opgenomen in een ziekenhuis en zal hij voornamelijk op bed liggen en niet aan de eisen van zijn behandelend arts kunnen voldoen in verband met het ondergaan van de toekomstige transplantatie. Het is voor klagers behandelend arts daarnaast van belang dat hij over een woning beschikt en actief deel uitmaakt van de samenleving. Klager kan bij een mogelijke strafonderbreking een woning bemachtigen in Groningen en aantonen dat hij recht heeft op de transplantatie. Het ziekenhuis heeft dit bevestigd. Er bestaat dan ook wel degelijk een absolute indicatie om te worden opgenomen op de transplantatielijst.

 

Klager meent dat zijn aandoening de voortzetting van zijn detentie thans in de weg staat.

 

Standpunt van verweerder

Uit het advies van de medisch adviseur van de afdeling Individuele Medische Advisering volgt dat de gezondheidsproblematiek van klager niet aan de voortzetting van zijn detentie in de weg staat. Hiermee voldoet klagers verzoek niet aan de in de regelgeving gestelde criteria. Daar komt bij dat een strafonderbreking voor maximaal drie maanden kan worden verleend en er sprake is van een relatief klein strafrestant.

 

3. De beoordeling

Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

 

Klager is sinds 13 mei 2021 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf waarvan de voorwaardelijke invrijheidstelling is herroepen voor de duur van zes maanden. De einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 9 november 2021.

 

In artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) staat dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Op grond van artikel 37 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend wegens dringende redenen van lichamelijke of psychische aard, gelegen in de persoon van de gedetineerde, indien en voor zover de inrichtingsarts heeft bevestigd dat deze redenen aan de voortzetting van detentie in de weg staan.

 

Klager heeft verzocht om strafonderbreking in verband met zijn lichamelijke gezondheidstoestand. De beroepscommissie begrijpt klagers wens, maar die is onvoldoende om te kunnen concluderen dat sprake is van dringende redenen van lichamelijke of psychische aard die aan de voortzetting van klagers detentie in de weg staan. Uit het advies van de medisch adviseur van 11 augustus 2021 valt immers op te maken dat strafonderbreking op medische gronden niet geïndiceerd wordt geacht. Uit recente informatie van de maag-darm-leverarts komt naar voren dat de afwijkingen in de lever weliswaar zodanig zijn dat plaatsing op een transplantatielijst overwogen kan worden, maar dat er nog geen absolute indicatie voor bestaat. Daarnaast is er geen sprake van dat de zorg niet of lastig geleverd kan worden in de inrichting. Bezoek(en) aan de specialist(en) in het ziekenhuis kan eenvoudig vanuit detentie plaatsvinden evenals (reguliere) medische zorg. Mocht er sprake zijn van een absolute indicatie om geplaatst te worden op de transplantatielijst, dan kan de directeur (in samenspraak met het Openbaar Ministerie) een beslissing nemen of klager buiten detentie kan aantonen dat hij ook gaat voldoen aan het hebben van een vaste sociale structuur en definitieve abstinentie van alcohol. Daaraan kan tijdens detentie voorlopig gewerkt worden, want alcohol is niet beschikbaar in de inrichting en er zouden voorbereidingen getroffen kunnen worden voor een stabiele sociale structuur. Daarnaast overweegt de beroepscommissie dat onvoldoende is vast komen te staan dat klager het door hem gewenste verlofdoel kan bereiken middels een strafonderbreking van maximaal drie maanden. Bovendien heeft klager nog een kort strafrestant. De beroepscommissie is daarom van oordeel dat de noodzaak voor het verlenen van strafonderbreking onvoldoende aannemelijk is geworden.

 

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 5 oktober 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, F. van Dekken en mr. S. Djebali, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven