Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6331/GA, 8 december 2021, beroep
Uitspraakdatum:08-12-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-20/6331/GA

    

Betreft [klager]

Datum 8 december 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft (voor zover in beroep aan de orde) beklag ingesteld tegen:

a.    een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een strafcel, vanwege het weigeren zijn cel in te gaan tijdens ernstige onrust op de afdeling, ingegaan op 5 januari 2020;

b.  de omstandigheid dat klager zijn disciplinaire straf in een strafcel met cameratoezicht moest ondergaan.

De beklagcommissie bij het Detentiecentrum (DC) Rotterdam heeft op 5 maart 2020 de klachten ongegrond verklaard (DC-2020-000020). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

[…], verbonden aan het Meldpunt Vreemdelingendetentie, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn gemachtigde en de directeur van het DC Rotterdam (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager is het niet eens met de aan hem opgelegde disciplinaire straf, omdat hij geen feiten heeft gepleegd die onverenigbaar zijn met de orde of veiligheid in de inrichting. Er waren minder ingrijpende middelen voorhanden en plaatsing op een isoleercel was niet nodig. Klager had op een eenpersoonscel van afdeling D (beheersregime) kunnen worden geplaatst. Daarnaast is onvoldoende duidelijk welk gedrag klager vertoonde dat cameratoezicht noodzakelijk maakte. Het opleggen hiervan is verder niet proportioneel enkel omdat klager zijn cel niet wilde betreden. Het plaatsen in een observatiecel maakt dat sprake is van een onrechtmatige privacyschending. Verzocht wordt om een tegemoetkoming van €30,-.

Standpunt van de directeur

De directeur heeft verwezen naar zijn standpunt in beklag en nog het volgende aangevuld. Klager was betrokken bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of veiligheid van de inrichting, nu hij zelf een onrustige situatie heeft veroorzaakt en vervolgens weigerde de instructies van het personeel op te volgen. De beslissing klager te plaatsen in een strafcel met cameratoezicht is gelegen in de gezondheidstoestand van klager. Hij heeft een meerpersoonscel (MPC)-indicatie op medische gronden. Indien klager alleen op een cel verblijft dient hij voor diens eigen gezondheid en veiligheid onder cameratoezicht te staan zodat zijn toestand in de gaten gehouden kan worden. Het cameratoezicht is dan ook niet opgelegd naar aanleiding van specifiek gedrag van klager maar in het belang van de gezondheid van klager. De directeur verzoekt het beroep ongegrond te verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie te bevestigen.

 

3. De beoordeling

Beklag onder a

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.

Beklag onder b

Uit artikel 51a van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) volgt dat de directeur, indien

dit ter bescherming van de geestelijke of lichamelijke toestand van de gedetineerde noodzakelijk is, kan bepalen dat de gedetineerde die in een strafcel verblijft, dag en nacht door middel van een camera wordt geobserveerd. Uit het tweede lid van dit artikel volgt dat alvorens de directeur hiertoe beslist, hij het advies inwint van een gedragsdeskundige onderscheidenlijk de inrichtingsarts, tenzij dit advies niet kan worden afgewacht. In dat geval wint de directeur het advies zo spoedig mogelijk na zijn beslissing in.

Aan klager is een disciplinaire straf van plaatsing in een strafcel met cameratoezicht opgelegd voor de duur van drie dagen vanwege zijn weigering de kamer in te gaan tijdens ernstige onrust op de afdeling. De directeur heeft in zijn verweerschrift toegelicht dat klager onder cameratoezicht is geplaatst in verband met klagers MPC-indicatie op medische gronden en dat klager op 6 en 8 januari 2020 is gezien door de medische dienst.

Nu uit het dossier niet volgt dat de directeur het advies van een gedragsdeskundige of de inrichtingsarts heeft ingewonnen alvorens hij besliste tot toepassing van het cameratoezicht, terwijl niet is gebleken dat dit advies niet kon worden afgewacht, is de beroepscommissie van oordeel dat de directeur in strijd met artikel 51a van de Pwb heeft gehandeld. Dat klager op 6 en 8 januari 2020 is gezien door de medische dienst doet daar niet aan af, temeer niet omdat niet is gebleken of een gedragskundige of inrichtingsarts hiervan deel uitmaakte. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag in zoverre alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €5,- per dag en aldus €15,- in totaal.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag a ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag b gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €15,-.

 

Deze uitspraak is op 8 december 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. T.B. Trotman, voorzitter, mr. R.H. Koning en mr. D.R. Sonneveldt, leden, bijgestaan door mr. D. Boessenkool, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven