Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1093/TB, 4 september 2007, beroep
Uitspraakdatum:04-09-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/1093/TB

betreft: [klager] datum: 4 september 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr.ing. T.P. Klaasen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 20 april 2007 van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 juli 2007, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is namens de Minister, [...], gehoord. Klager en zijn raadsman hebben schriftelijk aangegeven niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft beslist klager te plaatsen in een voorziening voor ongewenste vreemdelingen en illegaal verblijvenden van FPC Veldzicht te Balkbrug (hierna: Veldzicht).

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 26 september 2000 ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Bij beschikking van 13 april 2001 is klager tot ongewenst vreemdeling verklaard. Op het door
klager hiertegen ingediende bezwaar is nog niet beslist. De Minister heeft op 31 januari 2006 beslist klager over te plaatsen naar Veldzicht. Deze overplaatsing is op 24 februari 2006 gerealiseerd. De beroepscommissie heeft het hiertegen ingestelde
beroep in haar uitspraak van 06/523/TB- eindbeslissing gegrond verklaard en de Minister opgedragen een nieuwe beslissing te nemen. Op 20 april 2007 heeft de Minister andermaal besloten klager in Veldzicht te plaatsen.

3. De standpunten
Klager kan zich niet verenigen met zijn plaatsing in Veldzicht. De beroepscommissie heeft in haar eindbeslissing van 13 maart 2007 met nummer 06/523/TB het beroep van klager tegen de eerdere beslissing tot plaatsing in Veldzicht gegrond verklaard. De
in
deze procedure besproken en vastgelegde feiten zijn niet gewijzigd. De procedure rond klagers ongewenstverklaring loopt nog steeds. De ongewenstverklaring is derhalve nog steeds niet onherroepelijk. Klagers raadsman schat de positie van klager als
kansrijk in. De zus en moeder van klager beschikken inmiddels over een geldige verblijfsstatus.
In de vorige procedure kwam het beleid van de Minister aan bod waarbij door de vertegenwoordiger van de Minister werd bevestigd dat pas wordt besloten tot plaatsing in Veldzicht als de ongewenstverklaring onherroepelijk is. De plaatsing van klager naar
Veldzicht is derhalve in strijd met het beleid van de Minister.
In de bestreden beslissing van 20 april 2007 wordt verwezen naar drie ‘oude’ stukken. Deze stukken hadden in de vorige procedure overgelegd en besproken moeten worden. De inhoud van de brief van 11 april 2007 van de IND is dubieus. De IND en het
consulaat hebben meer dan voldoende gelegenheid gehad de mondelinge toezegging van de consul schriftelijk bevestigd te krijgen. Dat is gelet op de belangen van klager niet meer dan de minste zorgvuldigheid die kan worden verlangd. De mondelinge
toezegging verdraagt zich absoluut niet met het schriftelijke standpunt van het Georgische consultaat te Brussel dat in de vorige procedure door klager is overgelegd. Dit schriftelijk standpunt moet als enige juiste worden aangenomen. Op de
schriftelijke verklaring is niet door de Minister gereageerd. De nieuwe beslissing is wederom onredelijk en onbillijk. De behandelachterstand loopt thans op. Het is ergerlijk dat de Minister zich in alle bochten wringt en zelfs weigert de in de vorige
procedure vastgestelde tegemoetkoming van € 250,= te betalen. De nieuwe beslissing van de Minister is een minachting en schending van de uitspraak van de beroepscommissie van 13 maart 2007.

De Minister heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De bestreden beslissing is gebaseerd op nieuwe informatie van de IND. In de brief van de IND van 11 april 2007 wordt bericht dat van de Georgische consul op 19 oktober 2006 een mondelinge
toezegging is ontvangen, waarbij is aangegeven dat klager afkomstig is uit Georgië. Indien klager Nederland dient te verlaten zal de Georgische consul hem ten behoeve van zijn vertrek een laissez-passer (éénmalig reisdocument) verstrekken voor de reis
naar Georgië. Terugkeer naar Georgië behoort derhalve wel degelijk tot de mogelijkheden. Nu ook overigens is voldaan aan de criteria voor plaatsing van patiënten zonder verblijfsstatus voor de landelijke voorziening in Veldzicht, is de beslissing
klager
te plaatsen in Veldzicht een logisch gevolg van de nieuw gebleken feiten. Van een schending en minachting van de uitspraak van de beroepscommissie van 13 maart 2007 is dan ook geen sprake.

4. De beoordeling
Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Minister, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Omtrent personen aan wie de maatregel van terbeschikkingstelling is opgelegd en die tevens illegaal in Nederland verblijven of tot ongewenst vreemdeling zijn verklaard, heeft de Minister, gelet op de onmogelijkheid voor deze groep personen om terug te
keren in de Nederlandse maatschappij, in zijn brief van 27 oktober 2004 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer zijn beleidsvoornemens kenbaar gemaakt (Tweede Kamer, 2004-2005, 29452, nr.13). Deze beleidsvoornemens komen er kortgezegd op neer dat voor
illegalen en ongewenste vreemdelingen met tbs een sobere voorziening wordt gecreëerd, die primair gericht zal zijn op uitzetting van de desbetreffende vreemdelingen en vanuit dat perspectief adequate verzorging biedt. In zijn brief van 29 april 2005
met
kenmerk 5350499/05/DJI aan de hoofden van de (niet-) justitiële tbs-inrichtingen heeft de Minister de criteria vastgelegd voor de selectie van patiënten zonder verblijfsstatus voor de landelijke voorziening in Veldzicht:
1. De patiënt moet verwijderbaar zijn. Dat wil zeggen dat de IND adviseert en in samenspraak met de medewerkers van de voorziening in Veldzicht beslist welke patiënten uit het huidige totale bestand uitzetbaar zijn.
2. De patiënt moet gestabiliseerd zijn waar het de (acute) pathologie betreft die uitstroom medisch onverantwoord zou maken.
3. In het land van herkomst moet zonodig een vervolgopvang beschikbaar zijn. Dit vereist goede samenwerkingsafspraken met de overheden en voorzieningen in de bestemmingslanden. Bestaande samenwerking zal optimaal worden benut.

In de eindbeslissing van 13 maart 2007 met nummer 06/523/TB, heeft de beroepscommissie een eerder door klager ingesteld beroep tegen zijn plaatsing in Veldzicht gegrond verklaard omdat – kort gezegd – op grond van de toen beschikbare informatie bleek
dat klager niet uit Nederland kon worden verwijderd. In die procedure is door klager een verklaring overgelegd van 21 maart 2005 van het Consulaat van Georgië te Brussel, waarin wordt aangegeven dat het Georgisch staatsburgerschap van klager niet kan
worden bevestigd. In de nieuwe en thans bestreden beslissing van de Minister wordt verwezen naar brief van de IND van 11 april 2007. In deze brief komt naar voren dat klager afkomstig is uit Georgië en de consul van Georgië op 19 oktober 2006 een
mondelinge toezegging heeft gedaan ten behoeve van klager een laissez-passer te verstrekken voor de reis naar Georgië. Deze informatie was de beroepscommissie niet eerder bekend. Voor de beoordeling van onderhavig beroep gaat de beroepscommissie uit
van
de meest recente informatie. Op grond van deze informatie moet worden vastgesteld dat klager uitzetbaar is. Daarmee wordt voldaan aan het eerste criterium voor plaatsing in de landelijke voorziening in Veldzicht. Het feit dat de ongewenstverklaring van
klager nog steeds niet onherroepelijk is, hoeft de Minister er niet van te weerhouden klager toch tot plaatsing in de speciale voorziening voor ongewenste vreemdelingen in Veldzicht te besluiten.
Nu in het kader van deze procedure door of namens klager verder geen gronden zijn aangevoerd ten aanzien van de hiervoor onder 2 en 3 genoemde criteria, gaat de beroepscommissie er vanuit dat aan deze criteria eveneens is voldaan.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen is de beslissing klager te plaatsen in Veldzicht niet onredelijk of onbillijk. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. I.E. de Vries, voorzitter, dr. F. Koenraadt en drs. B. van Dekken, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 4 september 2007

secretaris voorzitter

Naar boven