Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 20/16901/GA, 16 september 2021, beroep
Uitspraakdatum:16-09-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          20/16901/GA

    

Betreft […]

Datum 16 september 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van […] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft op 4 februari 2020 beklag ingesteld tegen de beslissing van de directeur om klager geen aangepaste arbeid aan te bieden.

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Almelo heeft op 23 december 2020 het beklag ongegrond verklaard (KA-2020-63). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw mr. H.M.S. Cremers en […], juridisch medewerker bij de PI Almelo, gehoord op de digitale zitting van 16 juli 2021.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft ernstige rugklachten en is inmiddels ook aan een hernia geopereerd. Klager kreeg ten tijde van het beklag pijnstillers en moest gewoon aan het werk, ook al verging hij van de pijn. De arts had klager geadviseerd om te blijven bewegen. Klager had geen keus; hij had het geld hard nodig en na vijf dagen ziekmelding word je uitgeschreven bij de arbeid. Klager had eerder moeten worden doorverwezen naar de neuroloog. Die fout heeft de arts erkend en zij heeft haar verontschuldigingen aan klager aangeboden. Gesteld wordt dat klager heeft afgetekend voor de arbeid op 30 december 2019, maar dat is een leugen. De arts wilde klager niet arbeidsongeschikt verklaren en heeft meerdere keren het advies gegeven dat er aangepast werk voor klager moest zijn. Aangepast werk werd echter niet aangeboden. Klager wilde wel werken, maar het ging gewoonweg niet. Klager meent dat van de directeur mag worden verlangd dat hij iets doet, dat met klager wordt meegedacht en dat aan hem iets van aangepast werk wordt aangeboden. De directeur heeft helemaal niets gedaan.

Uit het medisch dossier blijkt duidelijk dat aan klager aangepast werk moest worden aangeboden. De directeur mag zich er niet vanaf maken met de mededeling dat dit een medisch oordeel betreft. Zo wordt klager van het kastje naar de muur gestuurd. Het primaire standpunt houdt in dat klager eerder arbeidsongeschikt had moeten worden verklaard. Subsidiair meent klager dat de directeur hem passende arbeid had moeten aanbieden. 

Standpunt van de directeur

De directeur meent dat aangepast werk niet behoefde te worden aangeboden. De medische dienst beoordeelt of een gedetineerde wel of niet arbeidsgeschikt is. Hetzelfde geldt ten aanzien van het aanbieden van aangepast werk, dat betreft evenzeer een medisch oordeel. De medische dienst weet welke arbeid in de inrichting wordt aangeboden en de arts moet zich er daarom van vergewissen welke mogelijkheden er bestaan om (aangepaste) arbeid te verrichten. Als de directeur ten aanzien van klager had besloten aangepast werk aan te bieden, had hij tegen de medische dienst moeten ingaan. Klager was arbeidsgeschikt. Hij kon werken, het reguliere werk was mogelijk met aanpassingen. Klager is immers aangeboden om in de werkzaal deels staand en deels zittend werk te verrichten.  

 

3. De beoordeling

Het beklag richt zich tegen de beslissing van de directeur om klager geen aangepast werk aan te bieden, ondanks klagers rugklachten. De vraag die voorligt is of de directeur klager aangepaste arbeid had moeten aanbieden of dat de beslissing om dat niet te doen, te billijken valt.

De directeur heeft in de beklagprocedure naar voren gebracht dat voor de gedetineerde, die in voorlopige hechtenis verbleef, als onveroordeelde geen arbeidsplicht bestond, maar wel recht op deelname aan de in de inrichting beschikbare arbeid. Voor klager is in de PI Almelo de mogelijkheid om arbeid te verrichten. De directeur meent dat hij niet hoefde over te gaan tot het aanbieden van aangepaste arbeid. De beslissing in dat kader ligt volgens de directeur bij de medische dienst, omdat het een medisch oordeel betreft en de medische dienst moet zich ervan vergewissen welke mogelijkheden bestaan om (aangepaste) arbeid te verrichten. Klager was arbeidsgeschikt, aldus de directeur.   

In klagers medisch dossier staat (onder meer) het volgende vermeld:

-    24 december 2019: “arbeid vragen aangepast werk, niet AO.”

-    2 januari 2020: “arbeid moet passende arbeid leveren, indien niet beschikbaar is het aan hen om ao te geven, hij is NIET arbeids ONGESCHIKT.”

-    4 februari 2020: “nogmaals uitleg: niet AO, want kan anders ook geen reiniger worden: arbeid moet aangepaste arbeid leveren en als ze dat niet hebben is het aan hun om te zeggen dat er geen geschikt werk is (…)”.

Uit het medisch dossier blijkt verder dat klager meermalen heeft verzocht om arbeidsongeschikt te worden verklaard en dat hij te veel pijn heeft om te werken.

Vast staat dat klager ten tijde van het beklag niet arbeidsongeschikt was verklaard. Duidelijk is dat de medische dienst meermalen heeft aangegeven dat aangepast werk voor klager aangewezen was.

Het is de taak van de inrichtingsarts om klager al dan niet arbeidsongeschikt te verklaren. Dit is immers een medisch oordeel, evenals het inschatten of aangepast werk aangewezen is. De directeur moet vervolgens het medisch oordeel van de inrichtingsarts in ogenschouw nemen en naar aanleiding daarvan al dan niet passende arbeid aanbieden. Het behoort namelijk tot de zorgplicht van de directeur om zorg te dragen voor passende arbeid.

De directeur heeft enerzijds aangegeven dat is geweigerd om aangepaste arbeid aan te bieden, omdat dit niet nodig zou zijn en anderzijds is te kennen gegeven dat klager zou zijn aangeboden om het reguliere werk in de werkzaal deels staand en deels zittend te verrichten. Hoewel daarmee voor de beroepscommissie onduidelijk is gebleven of er nu feitelijk wel, of niet enige vorm van aangepaste arbeid aan klager is aangeboden, komt de beroepscommissie tot de conclusie dat de directeur in het geval van klager onvoldoende zorg heeft gedragen voor het aanbieden van passende arbeid, terwijl naar het oordeel van de beroepscommissie het aanbieden van aangepaste arbeid aangewezen was. De directeur heeft zich er niet kenbaar van vergewist of het (kennelijk) in de arbeidszaal aan klager gedane aanbod om het reguliere werk deels staand en deels zittend te verrichten, overeenstemt met het advies van de inrichtingsarts dat ‘arbeid passende arbeid moet leveren’. Dat, zoals de directeur stelt, de medische dienst op de hoogte zou zijn van de arbeidsomstandigheden op de werkzaal en weet met welke klachten het mogelijk is om op de werkzaal al dan niet aangepast werk te verrichten, is niet gebleken. Het ontslaat de directeur bovendien niet van zijn (uit zijn zorgplicht voortvloeiende) eigen verantwoordelijkheid om naar aanleiding van een medisch advies een eigen afweging te maken en zo nodig om verduidelijking en nader advies te vragen. De directeur heeft daar in dit geval ten onrechte geen aanleiding toe gezien. 

Gelet op het voorgaande heeft de directeur naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende invulling gegeven aan zijn zorgplicht. Daarom zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €50,-.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.

Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €50,-.

 

Deze uitspraak is op 16 september 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. D.R. Sonneveldt, voorzitter, mr. C.N. Dijkstra en mr. R. Raat, leden, bijgestaan door

mr. M. Simpelaar, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven