Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/23217/GV, 17 september 2021. beroep
Uitspraakdatum:17-09-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/23217/GV

            

Betreft [klager]

Datum 17 september 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 13 september 2021 klagers verzoek om strafonderbreking afgewezen.

Klagers raadsman, mr. R. van ‘t Land, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager moet zijn woning verkopen. Hij heeft voor deze verkoop een makelaar ingeschakeld en een loods gehuurd voor het opslaan van zijn persoonlijke eigendommen. Om het huis te kunnen verkopen dienen alle persoonlijke spullen van klager uit het huis te worden gehaald. Klager verblijft thans in het gevangenisregime, waarbinnen reguliere verlofmogelijkheden niet mogelijk zijn. Ook zal klager niet op korte termijn in vrijheid gesteld worden. Gelet op de reistijd tussen de woning en de loods waarin de spullen van klager opgeslagen zullen worden, alsmede gelet op het gebrek aan hulp bij het leeghalen van de woning, heeft klager verzocht om de inrichting tijdelijk, voor de duur van drie dagen, te mogen verlaten.

Klager stelt dat sprake is van een zodanig bijzondere omstandigheid in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Het verkoopklaar maken van een woning kan volgens de beroepscommissie immers op zich een bijzondere omstandigheid in de persoonlijke sfeer opleveren (vergelijk RSJ 14 mei 2007, 07/0904/GV). Daarnaast is klagers aanwezigheid noodzakelijk. Er is niemand in de (directe) omgeving van klager die de woning op korte termijn leeg kan halen. Ook in verband met zijn privacy is het niet mogelijk om derden, zoals familieleden of een verhuisbedrijf, in te schakelen voor het leeghalen van de woning. Klager kan immers vanuit de inrichting geen toezicht houden op het leeghalen van de woning. Bovendien dient de persoonlijke levenssfeer van klager gerespecteerd te worden conform artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Derden toegang geven tot zijn woning en persoonlijke eigendommen – zonder dat hij zelf aanwezig is – raakt dit recht alsmede zijn eigendomsrecht. De selectiefunctionaris gaat hieraan voorbij.

Het is bovendien zeer gunstig voor klager als hij de woning zo spoedig mogelijk kan verkopen en leeg kan opleveren, aangezien het – gelet op de huidige woningprijzen – aannemelijk is dat de woning met een overwaarde wordt verkocht. Met deze eventuele overwaarde kan klager eventuele schulden aflossen en een woning huren c.q. kopen op het moment dat hij (voorwaardelijk) in vrijheid wordt gesteld.

Voor wat betreft de eventuele contra-indicaties verwijst klager naar het vrijhedenadvies van 30 augustus 2021. Uit dit advies volgt dat klager in de gevangenis van de locatie Roermond als modelgedetineerde werd omschreven en dat er tot op heden geen informatie is binnengekomen waaruit blijkt dat klager contacten legt met andere leden van de criminele organisatie waarvan hij wordt verdacht deel uit te maken. Klager heeft geen problemen met hard- en/of softdrugs noch is er sprake geweest van (een poging tot) handel en/of invoer hiervan. Ook is er geen sprake van een beheersrisico dan wel van agressie ten aanzien van personeel of medegedetineerden. Daar komt bij dat klager met alles meewerkt en netjes de gevraagde documenten aanlevert indien nodig. Gelet op het voorgaande stelt klager dat er geen sprake is van eventuele contra-indicaties die de afwijzing van zijn verzoek om strafonderbreking rechtvaardigen.

Op 8 september 2021 is de casemanager van klager per e-mail verzocht om het bijwonen van de belijdenis van de nicht van klager mee te nemen in het vrijhedenadvies. In het vrijhedenadvies van 30 augustus 2021 wordt echter niet gesproken over deze bijzondere gebeurtenis. Klager heeft de indruk dat de inrichting het bijwonen van de belijdenis als een apart verzoek zal behandelen, terwijl deze bijzondere gebeurtenis plaatsvindt in dezelfde periode als waarvoor het oorspronkelijke verzoek om strafonderbreking is gedaan. Met het oog op de naderende datum, alsmede op de voortvarendheid van de behandeling van zijn verzoek, heeft klager de casemanager verzocht om deze gebeurtenis bij zijn oorspronkelijke verzoek te voegen. Hierdoor hoeft klager niet tweemaal een verzoek tot strafonderbreking te doen, maar kan hij het bijwonen van de belijdenis combineren met het leeghalen van eerdergenoemde woning.

Ter onderbouwing van het verzoek om de belijdenis van zijn nicht bij te wonen wordt een schrijven van de predikant van de Molukse Evangelische Kerk overgelegd. In deze kerk zal de belijdenisdienst worden gehouden op 19 september 2021. Klager zal na de dienst plaatsnemen aan de zogenoemde familietafel. Traditiegetrouw worden de namen van degenen die plaats nemen aan de familietafel omgeroepen bij binnenkomst, voordat er gezamenlijk gegeten zal worden. Familie en vrienden zijn heel belangrijk voor de Molukkers. Een belijdenis is dan ook een groot, en vooral bijzonder, familiefeest. Geloof speelt namelijk een grote rol in de Molukse cultuur. De Molukse belijdenis is vergelijkbaar met de Nederlandse communie. Het bijwonen van een communie betreft volgens de beroepscommissie een gebeurtenis in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde (vergelijk RSJ 1 september 2020, R-20/7828/GV). Ondanks dat de beroepscommissie van oordeel is dat kan worden volstaan met het verlenen van incidenteel verlof, stelt klager dat hij het bijwonen van de belijdenis kan combineren met het leeghalen van zijn woning. Voor beide gebeurtenissen is de aanwezigheid van klager noodzakelijk. In dit kader wordt eveneens gewezen op het in artikel 8 van het EVRM gewaarborgde recht op respect voor een ieders familie- en gezinsleven.

Standpunt van verweerder

Voor zover het verzoek ziet op het bijwonen van de belijdenis van de broer (de beroepscommissie begrijpt de nicht) van klager merkt verweerder op dat de vrijhedencommissie zich na de oorspronkelijke aanvraag voor strafonderbreking, heeft gebogen over de adviezen en een negatief advies heeft afgegeven. Op 30 augustus 2021 is een negatief selectieadvies aan de Divisie Individuele Zaken gestuurd. Pas op 8 september 2021 heeft de advocaat van klager de casemanager een mail gestuurd met daarin het verzoek tot uitbreiding van de grond voor de strafonderbreking met de belijdenis van de broer. Dit is aldus niet meer meegenomen in het selectieadvies en de selectiebeslissing. Verweerder heeft op 15 september 2021 het verzoek tot aanvullend advies bij de inrichting neergelegd betreffende de belijdenis. Om die reden reageert verweerder nu slechts op het oorspronkelijke verzoek, te weten het verzoek tot strafonderbreking voor het leeghalen van de woning van klager voor de verkoop.

Het Openbaar Ministerie (OM) adviseert negatief. Ook acht het OM dit geen bijzondere gebeurtenis in klagers leven waar hij in persoon bij aanwezig dient te zijn. Hij kan zich ook laten vertegenwoordigen door familieleden of een advocaat. De vrijhedencommissie adviseert ook negatief op het leeghalen van het huis voor de verkoop. De vriendin van klager kan dit regelen. De politie heeft geen bezwaren.

Namens klager wordt aangevoerd dat zijn privacy in het geding is als hij anderen aan zijn persoonlijke bezittingen laat komen. Detentie brengt beperkingen met zich, zo ook bij het leeghalen van een huis. Het laten inpakken van je spullen door je vriendin, levert geen schending van privacy op in de zin van het EVRM. Ook kan klager wachten met de verkoop tot hij weer op vrije voeten is als hij niemand met zijn spullen vertrouwt. Zijn privacy is dan ook niet in het geding en het leeghalen van een woning kan niet worden bestempeld als een bijzondere omstandigheid in de persoonlijke sfeer van klager als bedoeld in artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) en klagers aanwezigheid is hierbij niet noodzakelijk.

3. De beoordeling

Klager is sinds 19 oktober 2020 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek, wegens handelen in strijd met de Opiumwet en de Wet wapens en munitie en gekwalificeerde diefstal. De einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 29 april 2023.

In artikel 34 van de Regeling staat dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. In de artikelen 36 tot en met 38 van de Regeling staan de gronden beschreven waarbij strafonderbreking kan worden verleend. De opsomming van de gronden is niet limitatief bedoeld.

Klager heeft verzocht om strafonderbreking, omdat hij zijn woning dient leeg te halen in verband met de verkoop hiervan. Daarnaast heeft klager zijn verzoek tot strafonderbreking op 8 september 2021 aangevuld met het verzoek om bij de belijdenis van zijn nicht aanwezig te kunnen zijn. Hoewel de beroepscommissie het begrijpelijk acht dat verweerder nog niet heeft beslist op klagers aanvullende verzoek, gelet op de korte tijd tussen klagers aanvullende verzoek en de beslissing op het primaire verzoek, zal de beroepscommissie deze aanvulling om proceseconomische redenen betrekken bij de beoordeling van klagers beroep. Zij komt tot het oordeel dat de door klager aangevoerde omstandigheden niet tot de conclusie leiden dat aan klager strafonderbreking moet worden verleend. Dat onderbouwt zij als volgt.

Ten aanzien van het leegruimen van klagers woning heeft de beroepscommissie eerder geoordeeld dat het verkoopklaar maken van een woning op zich een bijzondere omstandigheid in de persoonlijke sfeer kan opleveren. De vraag is evenwel of daarvoor in dit gegeven geval verlof noodzakelijk is en of er contra-indicaties zijn voor verlofverlening. De beroepscommissie acht in dit geval onvoldoende aannemelijk geworden dat het noodzakelijk is dat klager strafonderbreking wordt verleend voor dit doel. Het is de beroepscommissie niet gebleken dat klagers persoonlijke aanwezigheid hierbij noodzakelijk is en dat het leeghalen van de woning niet aan derden zou kunnen worden uitbesteed, zoals zijn vriendin, een verhuisbedrijf of de makelaar. Klagers stelling dat niemand in de directe omgeving de woning op korte termijn leeg kan halen is door klager niet nader onderbouwd of geconcretiseerd. Van een schending van artikel 8 van het EVRM en klagers eigendomsrecht indien een derde zijn woning zou leeghalen, en zeker wanneer dit door zijn vriendin of familieleden wordt gedaan, is de beroepscommissie niet gebleken. De beroepscommissie merkt daarnaast op dat klager tevens de keuze heeft om de verkoop van zijn woning uit te stellen, indien hij geen vertrouwen heeft in derden voor het leeghalen van zijn woning. Dat nu sprake is van een gunstige huizenmarkt voor de verkoop van een woning doet hier niet aan af.

Ten aanzien van klagers verzoek om aanwezig te zijn bij de belijdenis van zijn nicht overweegt de beroepscommissie het volgende.

De beroepscommissie is van oordeel dat ook ten aanzien van de aanwezigheid bij de belijdenis de noodzaak voor het verlenen van strafonderbreking onvoldoende aannemelijk is geworden. Het bijwonen van de belijdenis betreft een gebeurtenis in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waartoe kan worden volstaan met het verlenen van incidenteel verlof. Strafonderbreking is daarvoor dan ook niet aangewezen. Dat de belijdenis zonder klager geen doorgang zou kunnen vinden, is gesteld noch gebleken. De beroepscommissie begrijpt op basis van het dossier dat de aanwezigheid van klager bij de belijdenis van zijn nicht belangrijk is voor hem en zijn familie, maar kan – ook in het kader van incidenteel verlof – niet worden aangemerkt als noodzakelijk, zoals dat is bedoeld in de Regeling.

Gelet op al het voorgaande kan de bestreden beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 17 september 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, mr. S. Djebali en mr. J.M.L. Niederer, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven