Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/8525/GB, 20 september 2021, beroep
Uitspraakdatum:20-09-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/8525/GB

Betreft [Klager]

Datum 20 september 2021

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 9 september 2020 beslist klager over te plaatsen naar de gevangenis van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad.

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 9 november 2020 het bezwaar ongegrond verklaard.

Klagers raadsman, mr. M. de Reus, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Uit het selectieadvies volgt dat klager tot aan 4 september 2020 uitstekend functioneerde. Op 4 september 2020 is kennelijk een medegedetineerde, verblijvende op klagers afdeling, mishandeld. Uit het door de directeur van de locatie Norgerhaven te Veenhuizen (hierna: de directeur) verrichte onderzoek zou volgen dat meerdere gedetineerden klager hebben aangewezen als één van de betrokkenen bij de mishandeling. De inhoud van de getuigenverklaringen zijn bij klager en zijn raadsman niet bekend. Daarnaast blijkt uit de bestreden beslissing dat geen sprake is van objectieve stukken waaruit de betrokkenheid van klager bij het voorval kan worden vastgesteld. Klager heeft vervolgens geen disciplinaire straf, maar een ordemaatregel opgelegd gekregen. Indien voldoende aannemelijk was dat klager wel degelijk was betrokken bij het voorval, dan zou hij zijn bestraft met een disciplinaire straf. Het lag op de weg van verweerder om gemotiveerd te weerleggen dat klagers standpunt in dezen onjuist is. Aangezien klager uitdrukkelijk betwist betrokken te zijn geweest bij het voorval, is een overplaatsing op grond van de orde, rust en veiligheid als gevolg van zijn gestelde betrokkenheid hierbij onredelijk en onbillijk.

Standpunt van verweerder

Op grond van de aanwezige informatie heeft verweerder in alle redelijkheid kunnen concluderen dat klager kon worden aangemerkt als één van de daders van de ernstige mishandeling van een medegedetineerde. Het is niet aan verweerder om te onderzoeken of de door de directeur gegeven informatie op de waarheid berust. Het incident heeft geleid tot een grove verstoring van de orde, rust en veiligheid in de inrichting, waardoor een langer verblijf van klager aldaar niet langer houdbaar was. Dat de directeur naar aanleiding van het incident geen disciplinaire straf aan klager heeft opgelegd, doet hier niet aan af. Het ligt overigens op de weg van de gedetineerde om beklag in te stellen tegen een aan hem opgelegde sanctie en/of de inhoud van een schriftelijk verslag. Verweerder is immers niet verantwoordelijk voor de beslissingen die de directeur heeft genomen of voor de stukken die in de inrichting zijn opgesteld. Niet is gebleken dat klager beklag heeft ingesteld. Verder heeft klager gedurende zijn verblijf in het JC Zaanstad geen nieuw verzoek tot overplaatsing ingediend. Voor het overige verwijst verweerder naar de inhoud van de bestreden beslissing.

3. De beoordeling

Klager verbleef in de gevangenis van de locatie Norgerhaven. Op 10 september 2020 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van het JC Zaanstad, omdat door zijn (vermeende) betrokkenheid bij een mishandeling van een medegedetineerde de orde, rust en veiligheid in de locatie Norgerhaven ernstig was verstoord.

De directeur heeft verzocht klager met spoed over te plaatsen naar een andere inrichting vanwege een geweldsincident, waarbij klager – zo blijkt uit het selectieadvies – als één van de zeven betrokkenen een medegedetineerde zou hebben mishandeld. Het slachtoffer werd behoorlijk gewond en buiten bewustzijn aangetroffen. Alle gedetineerden van de betreffende afdeling waar het incident heeft plaatsgevonden, zijn op 5 september 2020 gehoord. Uit verschillende verklaringen volgde dat klager één van de zeven gedetineerden betrof die als de daders zijn geïdentificeerd. Teneinde nader onderzoek te verrichten, is aan klager een ordemaatregel opgelegd. De politie is bij dit onderzoek ingeschakeld en het slachtoffer heeft te kennen gegeven aangifte te willen doen. Voornoemde omstandigheden vormen naar het oordeel van de beroepscommissie voldoende aanleiding voor een overplaatsing naar een andere inrichting. Dat de directeur aan klager geen disciplinaire straf heeft opgelegd, doet aan dit oordeel niet af, omdat voor het opleggen van een disciplinaire straf andere criteria gelden dan voor het overplaatsen van een gedetineerde.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 20 september 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven